een vergeten legendarische familie
de eerste aannemers van betekenis in Soesterberg
Johann Christian Meischke (1763-1841) trok van het koninkrijk Sachsen in Duitsland naar Nederland en vestigde zich in Austerlitz, de kleine nederzetting bij het grote militaire kamp. Zijn vrouw heette Koppen. Hier in Nederland werd zijn jongste zoon Johan Coenraad Meischke geboren (1828-1864).
DIK TOP
Geboren 21 januari 1940
Soesterberg
Auteur van o.a. de volgende boeken,
-SOESTERBERG VAN TOEN TOT NU
-EEN EEUW VLIEGKAMP EN DORP SOESTERBERG
-SOESTERBERG ONS DORP
Timmerman-aannemer in Soesterberg
Johan Coenraad trouwde in 1853 met Anna Maria van Zoelen. Via Driebergen vestigde hij zich met zijn jonge gezin als timmerman in 1859 in Soesterberg. Hier bouwde hij een woning met timmerwinkel voor zichzelf. Dit is het huis dat nu nog staat op Banningstraat 11 – eerder Amersfoorts(ch)estraat 11. Het huis links daarvan werd eveneens door het timmerbedrijf van Meischke gebouwd, in 1886. Hier was een opvang van kinderen uit Burger Weeshuis Amsterdam. Later werd dit huis opgesplitst in twee woningen die de adressen Amersfoortschestraat 7 en 9 kregen. Zie onder.
Meischke was vermoedelijk de eerste timmerman in Soesterberg van betekenis. Hij en zijn gezin hadden de reputatie dat zij vrome mensen waren. Zij kerkten trouw in de NH kerk in Huis ter Heide. Op 14 december 1859 vond de eerste verkiezing van leden van de kerkenraad aldaar plaats. Johan Coenraad Meischke en jonkheer mr. Jan Ignatius Daniël Nepveu werden tot diaken benoemd. Het kerkgebouw kon in januari 1860 in gebruik worden genomen. (foto 1)
Weduwe Meischke 1829-1922
Johan Coenraad (ook Koenraad) Meischke overleed al in 1864, op 36-jarige leeftijd en liet zijn één jaar jongere vrouw Anna Maria met zes kinderen achter. In totaal waren acht kinderen in het gezin geboren, maar de oudste en jongste dochters overleden kort na de geboorte. (noot 1) Zijn vrouw Anna (volgens haar achterkleinzoon Rudolf Meischke werd ze Annemie genoemd) zat niet bij de pakken neer. (foto 2)
Ze zette de zaak voort, aanvankelijk met ingehuurde mankracht en later samen met haar oudste zoons Johan Christiaan (geb. 1856) en Mattheus (Theus) Carel August (geb. 1859). Christiaan deed in oktober 1876 toelatingsexamen voor de Burgeravondschool in Amersfoort. In de kranten van augustus 1879 werd hij vermeld in de Lijst der bekroningen van de afdeling timmerwerk. Hij had de derde prijs gewonnen met een model van een Engelse trap.
De jongste zoon Johan Coenraad (Coen) Valentijn werd geboren op 22 april 1861. Hij werd later dominee.
De zoons Christiaan en Theus
Deze twee broers volgden op de HBS in Amersfoort een avondcursus in rechtlijnig en bouwkundigtekenen. In 1880 moet deze opleiding voltooid zijn geweest. Dit onderricht, samen met de praktische ervaringen die zij thuis opdeden in het bouwen van huizen, legde vermoedelijk de basis voor hun latere successen.
Christiaan was van 1878 tot 1880 werkzaam als timmerman en opzichter bij Rijkswaterstaat. (foto 3) Broer Theus werkte in die periode in het timmerbedrijf in Soesterberg. (foto 4)
Een belangrijk visitiekaartje lieten zij achter in de vorm van de villa Rots- en Dennenlust, die waarschijnlijk omstreeks 1881 door hen werd gebouwd. (foto 5) Op 23 maart 1881 vroeg wed. J.K. Meischke per advertentie naar vier bekwame timmerlieden. Deze oproep zal vermoedelijk verband hebben gehad met de bouw van Rots- en Dennenlust. De initialen J.K. waren die van haar overleden man. Theus werd later Matthé genoemd.
De broers hadden vaak opdrachten in De Paltz, getuige een brief van Matthé (Theus) uit latere jaren: <….. en dan die altijd wederkeerende reparatiën aan de schuttingen in de Paltz.> Maar verder ging het met de zaak niet zo goed. Christiaan vertrok in 1884 naar Rotterdam. Hij maakte daar carrière als hoofd-inspecteur van de bouwpolitie. Theus bleef nog een tijdje in Soesterberg, totdat zijn zwager Gijsbert Damen de boel overnam.
In de Nieuwe Amersfoortsche Courant werd op 9, 12 en 15 september 1885 bekend gemaakt dat er een publieke aanbieding zou plaatsvinden van GROND van het huis ‘Anna Hof’ op Soesterberg in eeuwigheden in erfpacht bezeten door de Wed. en erven J.K. Meischke – groot 30 aren 10 centiaren, tegen betaling van 30,- gulden per jaar. Het ging hierbij waarschijnlijk alleen om het timmerhuis.
Toen haar kinderen volwassen waren, trad weduwe Anna Meischke-van Zoelen in het dorp gratis op als vroedvrouw en baker.
Mei 1888 werd de timmermanszaak overgedaan aan schoonzoon Gijsbert Pieter Damen. Anna Maria Meischke-van Zoelen vertrok samen met haar zoon Theus/Matthé naar Hoogezand (Gr).
Matthé succesvol in Zuid-Afrika
De jongste zoon Matthé emigreerde (via omwegen) op 13 juni 1889 naar Zuid-Afrika, waar hij een eigen bedrijf begon. Al na enige jaren kreeg zijn firma de opdracht om in Johannesburg een nieuw postkantoor te bouwen. Een bericht uit die tijd luidt: <In 1896 het hy die teenswoordige postkantoor opgerig. Die gebou het 65,000 pond gekos, ‘n groot bedrag vir daardie tyd.>
De Nieuwe Amersfoortsche Courant nam op 22 april 1896 een artikel over uit het Utrechtsch Dagblad. <Nu het bouwen weder zoo toeneemt, zou er voor flinke, in alle opzichten zelfstandige timmerlieden uit Nederland, en voor andere werklieden in het bouwvak, een goede positie in Transvaal te vinden zijn. Men vindt hier een groot aantal Nederlandsche aannemers. Een der grootsten onder hen, de heer M.C.A. Meischke, is in deze maand aannemer geworden van een belangrijk gouvernementswerk, den bouw van het nieuwe post- en telegraafkantoor hier (Johannesburg), waarmede een som van 70.000 pond sterling gemoeid is. Dit als bewijs, waartoe flink ondernemende menschen het hier kunnen brengen.> Meischke bouwde nog drie andere postkantoren en het stationsgebouw in Krugersdorp.
Tijdens de Tweede Boerenoorlog (1899-1902) nam hij deel aan de strijd tegen de Britten. Daarna werd hij Engels staatsburger. Bouwwerken na die tijd zijn de Transvaalse Bank in Johannesburg en een gerechtsgebouw en een regeringspaleis in Pretoria.
In 1912 kreeg Meischke de opdracht tot de bouw van het imposante stadhuis – de Town Hall – van Johannesburg. (foto 6 en foto 7) Dit monumentale bouwwerk kostte £ 503.000. Door deze successen werd hij een vermogend man.
Hij reisde diverse keren heen en weer tussen Zuid-Afrika en Nederland. In 1915-1916 gaf hij anoniem via zijn boer Johan Coenraad die toen hoofdinspecteur was van Bouw- en Woningtoezicht van Rotterdam een belangrijke financiële bijdrage om de oorspronkelijke toren van de kerk in Huis ter Heide te vernieuwen en van een klok met vier wijzerplaten te voorzien. (foto 8)
In 1916 trouwde hij. Na zijn terugkeer in Nederland vestigde hij zich op een landgoed in Bennekom. Toen in 1927 op de hoek van de Dolderscheweg een royale pastorie bij de kerk van Huis ter heide werd gebouwd, werd deze grotendeels door hem gefinancierd. Hij overleed in 1932 en werd begraven in het familiegraf in Zeist. Hij liet ruim één miljoen gulden na. (foto 9)
Gijsbert Pieter Damen
De oudste dochter Jansje was in 1878 getrouwd met een timmerman uit Den Haag, Gijsbert Pieter Damen (1852-1935). Dit jonge paar woonde eerst enige jaren in Amsterdam. Daar overleed Jansje al in 1887. In mei 1888 trok Gijsbert met vier dochtertjes naar Soesterberg. Hij hertrouwde in augustus 1888 met Metje van Dijk. Damen was specialist in het graven van diepe waterputten en het slaan van pompen. Hij was tevens huisschilder. Vooral in 1899 adverteerde hij (onder meer op 10 augustus) regelmatig in de Amersfoortsche Courant met grondboringen, speciale filterconstructies, ontijzerings inrichtingen enz. Het is niet bekend of Damen erg actief was als een aannemer die woningen bouwde. Toch lijkt het niet onwaarschijnlijk dat hij degene was die in 1905 een extra etage op Rots- en Dennenlust bouwde. Het hotel/pension werd daarna Nellysteijn gedoopt. (foto 10) – noot 2.
Als middenstander werd Damen een centrale figuur in het dorp. Zijn naam duikt dikwijls op in oude documenten. Vanaf november 1906 was hij tevens brandmeester. Zijn woning had in 1908 als adres D 93. In 1934 woonde een mej. T. Boersma bij hem in, een hulp in de huishouding. Hij woonde waarschijnlijk op Amersfoortschestraat 11 tot hij in 1935 overleed. Zijn vrouw Metje was al in juni 1926 gestorven.
Daarna trok Joh.G. van der Toom er in met zijn gezin. Hij woonde in 1934 op Lt. Koppenlaan 20. Mogelijk woonde er iemand anders enige tijd vóór hem in het huis van Damen. Van der Toom was net als zijn voorganger huisschilder. Na de oorlog werd het huis overgenomen door zijn zoon Jas N.H. van der Toom (stempelmaker). Deze overleed in 1998. Zijn vrouw Wilhelmina van der Toom-le Blanc woonde er tot haar dood in januari 2018. (foto 11)
Bewoners van Amersfoortsestraat 7 (in 1886 D 91)
Deze dubbele woning (later Banningstraat 7 en 9) werd gebouwd in 1886 in opdracht van en door de weduwe A.M. Meischke-van Zoelen.
Een aantal van de gezinnen die hier hebben gewoond – vaak slechts voor korte tijd:
D 91: Cornelis Weerdesteijn met zijn vrouw Petronella Broek, het gezin van Teunis van de Kamp, Hespel Posthuma en Jurriaan van der Vliet. In 1904 kwam Gijsbertus van ’t Hoenderdal met vrouw Sijtje Oskam. Hij was knecht op boerderij Bloemheuvel en begon later een melkhandel. In 1922 kocht hij het dubbele huis van zijn buurman Gijsbert Pieter Damen. Nog in 1927 was hij op nummer 7 geregistreerd als melkslijter en zijn zoon Adriaan met hetzelfde beroep. Senior woonde aldaar tot zijn dood in 1948. De woningen 7 en 9 werden toen gekocht door Gerard Spaan, garagehouder op Amersfoortsestraat 2a. Hij gebruikte de melkschuur bij nummer 7 als garage. (foto 12) De woning verhuurde hij aan Ruud van der Schalm. Deze verhuisde met zijn gezin in 1963 naar Soest.
Bewoners van Amersfoortsestraat 9 (in 1886 D 92)
Mevrouw L. Zuijderduijn-van der Sloot, vervolgens sergeant vliegtuigmaker Theodorus Elbertsen en daarna groentehandelaar Eibert Reinsma. Later begon hij een melkhandel aan de Verlengde Postweg/Gen. Winkelmanstraat. Ook enige kinderen van Gijs van ’t Hoenderdal hebben hier gewoond. Tot kort na de oorlog waren zijn dochter en schoonzoon Van Nues en woonachtig tot ze omstreeks 1950 naar de nieuwe Gen. Spoorstraat verhuisden.
Na 1950 woonde Co van Remmerden met vrouw korte tijd op nummer 9. Co werkte bij garage- en taxibedrijf Spaan. De volgende bewoner was Kees Roskam, schoenmaker. Hij had zijn woning en werkplaats in Nellysteijn, maar wegens de afbraak daarvan verhuisde hij naar nummer 9. Zijn werkplaats had hij nog een tijdje in Nellysteijn. Na zijn dood woonde zijn vrouw M.C. Roskam-Uitzetter er nog enige tijd.
Nadat Gerard spaan sr. zijn taxibedrijf in 1965 aan zijn zoon Gerard jr. had overgedaan, verhuisde hij met zijn vrouw naar nummer 9.
Zijn dochter Mieke en haar man Theo Sluis hebben het pand overgenomen en later van de beide kleine woningen een pittoreske ruime woning gemaakt. (foto 13) Het bouwjaar 1886 hebben ze op de zijgevel aangebracht. (foto 14)
Noot 1. De jongste zoon Johannes Jacobus Meischke leerde spelen op een harmonium. Al op jonge leeftijd bespeelde hij trouw het harmonium in het kerkje van Austerlitz (nu het Beauforthuis). Hij ging er iedere zondag lopend naar toe om in twee kerkdiensten te spelen. Hij overleed 19 jaar oud op 18 september 1881.
Noot 2. Na de afbraak in 1955 staat hier sinds 1956 de kazerne van de Koninklijke Maréchaussee die nu opnieuw in gebruik is bij de Marechaussee.
Bronnen:
Belangrijke bijdrage van Mieke Sluis-Spaan
Historische kranten
Boek Het Witte Kerkje, Dick van Kooten 2010
MEI 2021