SOESTER NATUURBAD

DIK TOP

GEBOREN 21 JANUARI 1940

SOESTERBERG

Dik Top

Auteur van o.a. de volgende boeken,

 -SOESTERBERG ONS DORP

 -SOESTERBERG VAN TOEN TOT NU

 -EEN EEUW VLIEGKAMP EN DORP SOESTERBERG 

mocht u aanvullingen of verbeteringen hebben voor dit artikel dan kunt u dat mailen naar info@oudsoesterberg.nl

SOESTER NATUURBAD

Wat er aan vooraf ging

Wegens voortdurende klachten van de buren in de omgeving, werd eind 1928 besloten om het gemeentelijke woonwagenkamp achter De Birkt, aan de Hofslottersteeg (dat daar sinds 1924 was) te verplaatsen. Eerst was er sprake van het te vestigen bij de buurtschap Koudhoorn, niet ver van de spoorlijn Utrecht-Baarn. De bewoners daar en grondeigenaar Insinger hadden daar sterke bezwaren tegen. Insinger dreigde zelfs zijn bos voor publiek af te sluiten. Als gevolg daarvan werd het nieuwe alternatief het terrein even ten westen van het pompstation van de Utrechtsche Waterleiding aan de toenmalige Banningstraat. Daar kwamen ook heel veel protesten tegen, onder meer van de VVV Soesterbergsch Bloei. Men achtte dat het vooral zeer nadelig zou uitpakken voor het vakantiekamp Zomers Buiten aan de De Beaufortlaan, voor Sanatorium Zonnegloren en mogelijk zelfs voor de Willem Arntzhoeve in Den Dolder. Maar de verhuizing naar Soestduinen ging door. Reeds in het voorjaar van 1929 waren gemeentewerkers bezig om het terrein in orde te maken. De kosten waren f 1400,-.

Van woonwagenkamp naar zwembad

Er waren al meerdere jaren plannen voor de aanleg van een zwembad in Soest. In die tijd kon in deze gemeente alleen worden gebaad en gezwommen in de Eem en daarbij waren meer dan eens mensen verdronken. Het water daar was ook niet bepaald schoon. Een gezamenlijk bad met de Gemeente Baarn in de buurt van de Eem bleek niet haalbaar. Er werd ook gedebatteerd over de aanleg van een bad nabij de Heideweg.

Niet lang na de verplaatsing van het woonwagenkamp naar de Banningstraat ontstonden de eerste plannen voor de aanleg van een groot natuurbad daar ter plekke.

Om de aanleg van een natuurbad aldaar op gemeentelijke grond mogelijk te maken, moest het woonwagenpark opnieuw worden verplaatst. Er gingen stemmen op om dit aan te leggen op het hoogste punt van ‘De Bult’. Daartegen werd wederom een sterk protest ingediend door de VVV Soesterbergsch Bloei.

Voorvechters van het natuurbad waren vooral ir. C. Sevenhuysen van de Utrechtsche Waterleiding Maatschappij (noot 1) en slager Jaap Nooder die zich in 1922 in Soesterberg had gevestigd. Hij werd hier spoedig voorzitter van de VVV Soesterbergsch Bloei en ook lid van de gemeenteraad. Daarnaast was hij van 1927 tot 1932 commandant van de Vrijwillige Brandweer (noot 2). Sevenhuysen zag in een groot bad direct naast het pompstation een prachtige mogelijkheid om het nodeloos wegvloeiende koelwater te benutten.

In de pers werd heel veel geschreven over de voor- en nadelen van een natuurbad. Dit ging naast de hoge aanlegkosten vooral over wel of niet geopend zijn op zondagen en wel of geen gemengd zwemmen. 

F. Letschert in De Eembode van 16 augustus 1932: <Gemengd zwemmen zal wel moeten worden geaccepteerd, maar mijn eis is dat behoorlijk afgescheiden kleedgelegenheden komen voor dames en heeren>. 

In september 1932 was in de etalage van bloemenmagazijn Corona op Rademakerstraat 1 in Soesterberg een maquette van het toekomstige natuurbad te zien.

De Soester publiceerde op 3 september 1932 een ingezonden stuk van de heer X die zelf dikwijls in de Eem zwom. Niet alleen vond hij dat daar voldoende gelegenheid tot baden bestond, hij zag ook andere grote bezwaren in de aanleg van een groot bassin in de natuur met veel ‘strand’ er omheen: <Van heinde en verre zullen vrouwen en mannen komen om zich niet alleen te laten koesteren door de zon, maar ook door den aanblik van hetgeen beter bedekt bleef. Want zal het zonnebad goed effect sorteeren, dan mag door het badpak de zon niet verhinderd worden het lichaam te bestralen, zodat alleen het allernoodzakelijkste wordt bedekt. Wie onze badplaatsen bezoekt, kan er zich van overtuigen, dat de eerbaarheid zoek raakt en dat onze tijd zich kenmerkt door eene verwildering van zeden, welke vooral voor de jonge menschen, het ergste doet vrezen.> Deze anonieme heer X protesteerde meerdere keren in de media. Reacties op zijn uiterst conservatieve mening bleven niet uit. In De Soester van 21 september 1932 kwam P.W. Duin jr. met een repliek. Nadat hij de heer X had aangeklaagd om ingezonden stukken te schrijven zonder zijn naam er onder te plaatsen, schreef hij onder meer: <…heusch, wij leven in de 20ste eeuw. En nog iets, bent U wel eens aan de Eem geweest, waar ondanks het meer dan onzuivere water wordt gezwommen, en dat nog wel terwijl men zich in, bloos niet, de open lucht moet verkleeden, en dat nog wel zonder eenig toezicht, hoe is het mogelijk, en nog staat Soest overeind.

In de notulen van 10 november 1932 werd genoteerd dat nogmaals een discussie over wel of niet gemengd zwemmen was gevoerd. Amersfoortsch Dagblad 12 november 1932 over deze vergadering van 10 november: Rijkssubsidie bij de werkverschaffing aanvaard. Reglement en objecten vastgesteld. Gemeenteraadslid Jaap Nooder was tegen de subsidie. Hij werd daarvoor sterk bekritiseerd.

Amersfoortsch Dagblad van 14 december 1932. De heer Zwart (R.K.) meent dat het bad ‘s zondags tot 12 uur gesloten moet zijn, gemengd zwemmen alleen toegestaan op werkdagen tot ‘s morgens 12 uur en dat geen gelegenheid wordt gegeven tot zonnebad. Ruitenberg (V.D.) Dit zwembad is veel te groot, niet doelmatig en gevaarlijk. Op 15 december 1932 schreef deze krant dat in november de definitieve beslissing tot de aanleg van een natuurbad aan de Banningstraat was genomen. Totale oppervlakte ruim 8,5 H.A. Kosten f 70.000.  

In juni 1933 werd nog gedebatteerd over de verplaatsing van het woonwagenkamp naar het hoogste punt van het Hoogt, links van de Banningstraat, gezien vanuit Soest, maar ook was er iemand die het kamp liever rechts van de straat wilde hebben. De kosten van deze verhuizing werden beraamd op f 150,-. Het is niet duidelijk of deze plannen doorgingen. Nooder bleef aandringen op terugplaatsing naar de oorspronkelijke plek aan de Hofslottersteeg (noot 3).

Het Soester Natuurbad komt er

In december 1932 werd begonnen met de aanleg (het uitgraven) van de ‘zwemplas’ en tevens met de ‘ververschingsvijver’. De werkzaamheden vonden plaats o.l.v. de Nederlandsche Heidemaatschappij. Alles werd met mankracht en met ‘de hand’ (spaden) gedaan. Een enorm karwei gezien het feit dat 20.000 m3 zand moest worden uitgegraven en veel hiervan moest worden weggevoerd. De rest werd rond het bassin verspreid en daarmee werd een terrein van prachtig ‘duinzand’ gecreëerd. Daarin werden groepsgewijs veel struiken geplant, waaronder planten van de soorten jeneverbes, duinroosje, duindoorn, gaspeldoorn en diverse soorten dennen. Langs de oprijlaan werden sierbomen en sierheesters gepoot. Het was voor het grootste deel een werkverschaffingsproject. Het natuurbad was een ontwerp van de firma Storck.

Aanleg Soester Natuurbad

Het bad werd geopend op zaterdagmiddag 17 juni 1933 om 3 uur en werd beschreven als het grootste, en mogelijk het mooiste natuurbad van Nederland. Vóór het restaurant dat werd betiteld als ‘theehuis’ was een erewacht opgesteld van leden van de brandweerkorpsen uit Soest en Soesterberg. Het was die dag helaas juist slechter weer dan de dagen ervoor en erna.

Er was een groot aantal notabelen aanwezig, onder wie de commissaris van de koningin in de provincie Utrecht dr. H.Th. ‘s Jacob, de burgemeesters van Amersfoort en De Bilt, directeur Sevenhuysen van de Utrechtsche Waterleiding, hoofdinspecteur van de Volksgezondheid dr. Fouw en de directeur van Zonnegloren jhr. Roëll. Burgemeester Deketh van de Gemeente Soest lag in het ziekenhuis. Hij werd vertegenwoordigd door onder anderen loco-burgemeester J.S. van Duren en de wethouders K. Lodeesen, Peter van den Bremer en J.G.A. Batenburg.

Van Duren hield een toespraak die aan duidelijkheid met betrekking tot de zo veel besproken kans op onzedelijkheid niets te wensen verliet (De Soester van 21 juni): <Als jongens en meisjes op gevaarlijke leeftijd bij elkander komen in een inrichting als deze, is daarbij steeds gevaar en bestaat altijd de mogelijkheid dat niet gewenschte gevoelens worden opgewekt en tot zeer ongewenschte complicaties aanleiding geven. Het gemeentebestuur beseft in dit opzicht zijn zware verantwoordelijkheid en het is daarom, dat het gemengd baden tenslotte wel is toegestaan, omdat dat is, een zuivere sportuiting. Daar echter, waar de sport ophoudt en de ontspanning begint, dus bij het nemen van de zonnebaden, wordt de scheiding der beide seksen doorgevoerd. Op de strandgedeelten mag men niet anders verschijnen, wat betreft ‘t gedeelte bestemd voor de andere sekse, dan behoorlijk gekleed.>  

Nadat ook Jaap Nooder het woord had gevoerd, werd het bad voor geopend verklaard. De Amersfoortse muziekvereniging speelde o.m. ‘Wien Neerlands bloed…’ De Nederlandsche Zwembond zorgde voor zwemdemonstraties. Daarbij traden enige zwemsters uit Denemarken op. Het aangekondigde defilé van Soester sportverenigingen ging wegens het slechte weer niet door. Vooral in de ochtend vielen er zware buien, maar van 2 uur tot half 6 was het vrijwel droog en brak de zon zelfs even door. In totaal viel er op deze natste dag van juni 16,3 mm regen.

In een van de Soester bladen werden technische gegevens vermeld. Het terrein had een oppervlakte van 7 H.A., het bassin was 11.000 m2 groot, met een inhoud van 22.000 m3. Voor kinderen was 3000 m2 gereserveerd. De diepte liep daar van ongeveer 25 cm schuin af naar ruim een meter. Dit gedeelte wat door middel van een drijvende kabel gescheiden van het diepere bad. De grootste diepte voor de geoefende zwemmers was 3,75 m. Een springtoren met 3 springplanken en twee loopbruggen waren aangebracht. Een daarvan lag dwars voor de grootste rotspartij, de andere 50 m daar vandaan, ongeveer tegenover het huisje van de badmeester. Tussen deze loopbruggen konden officiële zwemwedstrijden worden gehouden.     Zowel voor de dames als voor de heren waren er in vier rijen 96 overdekte ‘wisselcabines’, zeer ruime kleedhokjes. Daarin hingen de badgasten hun kleren op een haak. Deze moest daarna worden ingeleverd bij de garderobe daar vlakbij. In deze eveneens houten gebouwtjes namen garderobedames de kleding in ontvangst waarbij een koperen muntje met een nummer werd afgegeven. Bij de wisselcabines waren bij de mannen en de vrouwen op een rij 10 douchehokjes, waar men zich moest wassen voordat men zich in het bassin mocht begeven. Daarvan werd niet of nauwelijks gebruik gemaakt.                                                                                 Dicht bij de damesgarderobe was een kiosk met een terrasje, ongeveer 35 m van de zuidwest kant van het bassin.

Het gehele zwembad was omgeven door fijn duinzand. Dit was vermoedelijk allemaal opgeworpen en uitgespreid tijdens het uitgravingsproces. Voor de badgasten was dit een heerlijk strand, maar het kwam de kwaliteit van het water niet ten goede. Ten behoeve van de hygiëne was er rond het hele bad een ‘waterperron’ van bijna een meter breed en ca. 15 cm diep aangebracht. Daarin konden allen hun voeten afspoelen voordat ze het bassin in gingen.              De aangeplante jonge bomen en struiken konden niet voorkomen dat het geheel in het begin kaal en naakt aandeed en de wind vermoedelijk vrij spel had. De bebossing buiten het terrein was in die tijd ook tamelijk laag. 

                                                                           

Soester Natuurbad op een zonnige dag

Bij de ingang van de zeer brede oprijlaan stonden aan weerszijden houten huisjes met een laag puntdak. Hierin waren de kassa’s gevestigd waar de kaartjes konden worden gekocht. Daar tussen waren slagbomen opgehangen die rustten op een rotspartij in het midden. Hierboven was een flinke poort gemonteerd, waarop met reuzenletters SOESTER NATUURBAD was te lezen. Links en rechts daarboven stonden kleine vlaggenmasten. De grote ‘rijwielbewaarplaats’ in de open lucht lag aan de rechter kant. De fietsenbeheerder had zijn kantoortje in het gebouwtje aan die kant. Links naast de inrit, vlakbij het fietspad stond een royale kiosk. Aan het einde van de inrit (oprijlaan) van ongeveer 100 m lang, gingen de dames linksaf via een door lage struiken omgeven laantje naar hun garderobe, de heren moesten naar rechts. De houten gebouwen voor de kleding (garderobes) en de kleedhokjes voor de mannnen en de vrouwen lagen zeker 200 m uit elkaar. Degelijk gescheiden dus.

Direct achter de garderobe voor de ‘heren’ lag parallel met het grote bassin een bassin van ca. 100×20 m. Het water hierin had een duidelijke groene kleur. Dit was vrijwel zeker de eerder genoemde ‘ververschingsvijver’. Ondanks de hoge chloorconcentratie bevroor dit water wel tijdens strenge winters en er werd wel door een enkeling op geschaatst.                                             Op een afstand van ongeveer honderd meter achter het grote bassin in het bos was nog een rechthoekig bassin van zeker 20×30 m. Dit lag recht tegenover Zomers Buiten – daar vandaan gezien aan de andere kant van de spoorlijn. Onduidelijk wat de functie van deze ‘vijver’ was.

Vanaf de Banningstraat was het statige restaurant te zien, dat op een ‘terp’ van ongeveer 2 m hoog was gebouwd. Van hieruit had men een prachtig uitzicht over het gehele bassin. De Amersfoortsche Courant van 15 juli meldde dat de gérant van het theehuis een dansvloer zou laten aanleggen van 100 m2. Iedere woensdag en zaterdag zou daar een dansavond worden gehouden van 21 tot 24 uur. Deze dansvloer was waarschijnlijk het terras van tegels dat na enige tijd vóór het restaurant kwam te liggen. De grote zaal van het theehuis mat 27 bij 6 meter.

Het pompstation van het waterleidingbedrijf was in staat om dagelijks 1800 m3 voorverwarmd condensatorwater met een temperatuur van 22 tot 24 graden te leveren. Dit water werd eerst chemisch gereinigd en gepompt naar het reservebassin.                                                                 In het badmeestershuisje aan de noordoost zijde van het bassin was een motor van 3 pk die het water doorpompte naar twee imposante watervallen, die waren gebouwd tegen de achtergrond van het bassin. Dit water werd als in een kringloop rondgepompt. Vanaf de loopbrug (steiger) bij het badmeestershuisje had de badopzichter een goed uitzicht over het hele bassin. Op drukke dagen had hij een paar assistenten. Dit waren meestal jonge dames. In het kielzog van de opening verschenen in de kranten o.m. advertenties voor abonnementen en zwemkleding (De Soester 5 juli 1933 Het Handelshuis, Soesterbergschestraat 5 – baddoeken en strandpyama’s 98 cent). In het natuurbad zelf kon men badgoed en handdoeken huren. Er werden ook zwemlessen gegeven.

De exploitatie van het bad was in handen van de <Stichting tot Beheer van het Soester Natuurbad.> Daarvan was Sevenhuysen lid tot 1935. Hij werd dat jaar afgelost door J.S. van Duren. Nooder was vermoedelijk een groot aantal jaren lid van deze stichting.

Vanaf de kant van Amersfoort kon men via een zandpad ongeveer ter hoogte van de kinderkolonie Kinabu over het gebied van de Vlasakkers/Stompert naar het natuurbad fietsen. Dat bespaarde een grote omweg. Vermoedelijk moest tijdens deze tocht ook wel worden gelopen, want de klim was steil en het zand hier en daar mul.                                                             

De keerzijde van de medaille

Reeds een week na de opening, op 24 juni werd in De Soester in een artikel zware kritiek uitgeoefend op de financiële gang van zaken. Op 3 mei was al bekend geworden dat op de begroting een tekort was van f 28.000. Daarop hadden B&W 8 dagen later verzocht om een aanvullend krediet van f 20.000. Terwijl de bouwkosten aanvankelijk waren geraamd op f 40.000, in een later stadium op f 50.000 en uiteindelijk op f 70.000, bleken deze te zijn gestegen tot rond de f 100.000. Het restaurant moest al met ijzers en ankers bij elkaar worden gehouden om instorten te voorkomen. Vooral raadslid Nooder werd verweten dat hij de problemen sterk had gebagatelliseerd. 

Terwijl koningin Wilhelmina enige dagen op Paleis Soestdijk vertoefde, bracht ze op 31 juli een officieus bezoek aan het Soester Natuurbad. Gedurende ongeveer een uur werd ze rondgeleid door burgemeester mr. G. Deketh. Tijd om zelf een duik te nemen had ze kennelijk niet….. 

Een ‘Groot Openlucht Zomerfeest’ werd gehouden op 7 augustus om 8 uur ‘s avonds. Daarbij trad een jazzband van 6 man op o.l.v. Alex Bickers. Dit werd groots aangekondigd.

Vijf dagen eerder, op 2 augustus werd iemand levenloos uit het water gehaald. Na enige tijd arriveerde dokter Stroband. Geholpen door de badmeester en diens assistent werd 2 uur lang tevergeefs gepoogd het leven van het slachtoffer te redden. Dit was de 32-jarige Rotterdamse electricien G.E. die met zijn vrouw zijn vakantie in een pension in Bilthoven doorbracht. De Soester Courant plaatste op 11 augustus een ingezonden stukje dat een reactie was op deze dramatische gebeurtenis. Het eindigde met «Dit is niet bedoeld om die personen van plichtsverzuim te beschuldigen, want zij waren allen behulpzaam bij of bezig met den drenkeling, doch om de plaatselijke autoriteiten te doen inzien, dat er niet voldoende personeel is. Dit wreekt zich onmiddellijk bij een ongeval. Het zou bovendien aanbeveling verdienen, wanneer er zo spoedig mogelijk een badmeesteres wordt benoemd. Dan komt het gescheiden baden eerst tot zijn recht voor die dames, die tegen gemengd baden zijn en zullen zij er allicht eerder toe overgaan om zwemles te nemen van een badmeesteres. Inwoner van Soest.» Zondag 3 september verliep ook niet zonder dramatiek. In het bassin lag een houten vlotje. Met drie dames aan boord dreef het vanaf het ondiepe gedeelte naar het diepe en twee dames die niet konden zwemmen raakten te water. Een man op de kant sprong gekleed in het water en kon voorkomen dat er iemand verdronk.                                                                                   Het badseizoen 1933 werd op zaterdag 16 september afgesloten met zwemwedstrijden en ‘komische waterspelen’.

Begin 1934 was er f 47.000 nodig voor verbeteringen aan het natuurbad. Sommige gemeenteraadsleden vonden dat het beter was dit bedrag te besteden aan de afgraving van ‘De Bult’ in de Banningstraat (de weg over het Soester Hoogt naar Soesterberg).  

In 1934 was het weer vooral Noorder die ijverde voor de aanleg van een kanovijver bij het bad. Hij vond niet veel bijval. Een van zijn tegenstanders had geconstateerd dat in het natuurbad in Bilthoven meestal slechts ongeveer een kwart van de mensen in het water was. De meesten schenen het belangrijker te vinden om te laten zien hoe mooi hun blote lichaam was. Hij was er ook op tegen om het bad te maken tot ‘een speeltuin voor half naakte mensen’. Ook anderen vreesden voor ‘zedelijke verwildering’. Hierbij moet niet worden vergeten dat niet alleen de dames, maar ook de heren allemaal van een badpak gebruik maakten. Zwembroeken waren nog maar nauwelijks uitgevonden. Wel waren er sommige mannen en jongens die, als ze niet in het water waren, het bovenste gedeelte van hun zwempak tot aan hun navel naar beneden rolden. Officieel was dit misschien nog niet toegestaan.     

Soester Natuurbad rotspartij

Eveneens in 1934 raadde het ingenieursbureau Dwars en Verhey aan om de waterval af te breken, omdat er gevaar bestond voor instorting. Hoe dit verder verliep is niet duidelijk. Middenin het bad, ongeveer op de grens van het ondiepe en diepe deel werd op een later tijdstip een bouwsel van ongeveer 4 m hoog, met een trap en glijbanen in 3 richtingen gemonteerd.

Ondanks veel concurrentie toch belangrijke attractie

Hoe dan ook, gedurende de jaren ’30 en begin jaren ’40 (bijna 10 jaar lang) was dit natuurbad in het hart van Nederland een zeer belangrijke trekpleister. Dit ondanks het feit dat de concurrentie in de directe omgeving vanaf het begin zeer groot was. Immers, in Zeist was op 30 april 1932 het natuurbad ‘Mooi Zeist’ geopend, in Bilthoven op 19 mei 1933 het natuurbad ‘Biltsche Duinen’ (een maand eerder dan het Soester Natuurbad!) en precies een jaar later in Doorn het natuurbad ‘Woestduin’. Deze drie deden qua grootte en mooie ligging te midden van duinzand en omringende bossen nauwelijks onder voor het bad in Soest. Het natuurbad in Birkhoven nabij het Soester Kwartier in Amersfoort werd ook in deze tijd geopend (+/-1933). Dus er kwamen in zeer korte tijd vijf natuurbaden binnen een cirkel van ongeveer 20 km!

J.C. Geervliet uit Middelburg werd aangesteld als tijdelijke badmeester-instructeur. Het was ‘verlofhouder’ Bartus Johannes Lieman uit Amsterdam die vanaf het begin het restaurant/theehuis pachtte, samen met Smits. In hun ruimte met serre was plaats voor ongeveer 250 gasten. Zij vroegen om vergunning tot het plaatsen van twee ijskiosken. In 1934 verzochten zij om verbetering van de afwasgelegenheid en de slaapvertrekken (waarschijnlijk voor het personeel). Lieman vroeg elk jaar een drankvergunning Verlof A bij de gemeente aan. Hij was ook pachter van de buffetten van het Koloniaal Instituut in Amsterdam. In de begintijd was het adres van het natuurbad en het restaurant Banningstraat 2 te Soesterberg – later werd het nummer 10. Het parkeerterrein voor auto’s moest apart en per seizoen worden gepacht. Voor 1934 schreven Lieman en D.W. Dol in met f 1950,-. Zij waren daarmee niet het laagst.

Op diverse foto’s is te zien dat er een roeibootje in het water lag. Het natuurbad werd gewoonlijk begin mei geopend. In deze jaren ging het meestal pas op 1 oktober dicht.

Deze maand was het bad opnieuw onderwerp van hevige discussies in de gemeenteraad. Aanleiding was een kort ervoor verschenen artikel in De Soester waarin allerlei uitspraken waren gedaan die zeer onjuist zouden zijn. De kwaliteit van het water zou o.m. onder de maat zijn. Dit werd bestreden omdat het chemisch en bacteriologisch laboratorium Koning en de Mooy in Bussum wekelijks proeven nam en de resultaten daarvan steeds ‘schitterend’ waren. Over de aanlegkosten werd bekend gemaakt dat die waren uitgekomen op f 103.781,21. Dit hield een overschrijding in van f 46.881,21.

De heropening op zaterdag 19 mei had een feestelijk karakter. Ir. Eksteen hield een toespraak waarin hij een aantal details over het water van het bad bekendmaakte. Het bassin had een inhoud van 19.000.000 liter en het verversingsbad 1.400.000. Daarvan werd de totale inhoud twee keer per 24 uur naar het zwembad overgepompt. Bovendien werd dagelijks 2.000.000 liter vers leidingwater toegevoegd. Ervan uitgaande dat per persoon 2000 liter nodig was om een goede kwaliteit van het water te waarborgen, stelde Eksteen vast dat per dag 6100 mensen konden baden zonder risico voor de waterkwaliteit (noot 4).

De Soester Courant vermeldde op 19 juli 1935 dat de zondag ervoor 7000 mensen het natuurbad hadden bezocht, waarvan 5000 betalenden en 2000 abonnées.

Deze maand werd een zwem-en poloclub opgericht onder de naam Dagon. Als clubkleuren kozen ze wit en groen. Er hadden zich al 50 leden aangemeld. Ir. J. Eksteen werd voorzitter. Bij de jaarlijkse zwemwedstrijden op 18 augustus deelde hij de prijzen uit.

Zo dicht bij het vliegveld Soesterberg gelegen, konden de badgasten dikwijls vliegtuigen tamelijk laag zien overkomen. Hoe lang het gescheiden zonnebaden werd gehandhaafd is niet duidelijk. Gescheiden zwemmen was alleen mogelijk op bepaalde tijdstippen.

Uit luchtfoto’s van 1937 of 1938 blijkt dat het later zo bekende houten gebouwtje aan het einde van de oprijlaan met aan beide kanten een kassa toen nog niet bestond. De toegangskaartjes werden kennelijk nog altijd gekocht in de kassa’s bij de ingangspoort. Wanneer de nieuwe kassa’s in gebruik werden genomen, is niet duidelijk.

De bezettingsjaren

Op zaterdag 11 mei 1940 (één dag na de Duitse inval!) werd het nieuwe badseizoen om 1 uur geopend. In de Soester Courant van 31 mei verscheen een advertentie, een oproep voor personeel. Dames voor de kassa’s en voor de garderobes en heren voor de garderobes. Loon f 9,- per week. Lieman, die het theehuis nog steeds pachtte, moest voor het badseizoen 1940 f 600,- betalen. In juni 1940 kreeg het theehuis een telefoonaansluiting (nummer 2156) die al in oktober dat jaar kwam te vervallen.                                                                                                             Soesterbergers die voorbij Ons belang woonden, mochten de eerste tijd nog vanaf de Amersfoortschestraat over de Vlasakkers naar het natuurbad fietsen, maar dit terrein werd weldra door de Duitsers afgesloten. Veel Duitse militairen maakten van het bad gebruik. 

In juli 1941 verscheen een bericht in de krant dat het badwater regelmatig werd gecontroleerd door het chemisch, bacteriologisch en microscopisch laboratorium Eksteen in Bilthoven.

Het bad en het theehuis waren gedurende de winters gesloten. Het was al bekend dat jongelui hier vaak in de buurt speelden en soms vernielingen aanrichtten. Geen wonder dat men in januari 1942 moest constateren dat een aantal ruiten van het theehuis was ingegooid. 

Ondanks de oorlogstoestand werd er in 1943 nog volop gezwommen. In mei werd een ‘net meisje’ gevraagd voor het theehuis. Goed loon. Lieman vroeg tot en met 1943 vergunning aan tot het pachten van het restaurant en voor een drankvergunning verlof A.                                        In de loop van 1944 viel er een bom midden in het bassin, waardoor ongeveer de helft – het ondiepe gedeelte – droog kwam te staan. Dit is duidelijk te zien op diverse luchtfoto’s uit deze tijd. De poorten waren vermoedelijk al in de loop van 1943 gesloten.

Heropening

Na de noodzakelijke herstellingswerkzaamheden werd het bad in 1946 weer voor het publiek toegankelijk. De hoge vierkante poort boven de ingang was verdwenen. Dit was ook het geval met de glijbanen. Deze werden niet hersteld. De metalen rechthoeken waar de glijbanen indertijd op rustten bleven staan. Tussen deze metalen steupilaartjes werd een houten ‘platje’ van ongeveer 2×2 m gemonteerd. Daar vanaf kon worden gesprongen en gedoken, maar het water was daar niet dieper dan ruim een meter.

Soester Natuurbad overzicht

Behalve dat er soms kinderen en ook wel volwassenen in het bad verdronken, kwam eveneens een enkele keer iemand op een andere manier om het leven in verband met een bezoek aan het natuurbad. Begin september 1947 was Lia Gouw (ca. 12 jaar) met een vriendin en haar zusje Willy van 6 jaar wezen zwemmen. Willy was een paar weken eerder op de Chr. Lagere School in Soesterberg begonnen. Terwijl de drie meisjes op de bus van Tensen stonden te wachten om naar huis terug te keren, rende Willy plotseling de straat op. Ze werd door een auto aangereden en overleefde dit niet. Bij de begrafenis trad de hele school aan op de Montgomeryweg om haar de laatste eer te bewijzen. Mevrouw Gouw-Van Appel was met haar dochters en haar moeder (weduwe) een jaar eerder op de Kampweg in Soesterberg komen wonen.

Omstreeks 1950 werd in de linker hoek van het terrein bij de damesgarderobe een speeltuin met schommels, draaimolen en een wip ingericht. Een nieuwe bloeitijd brak aan. De mannelijke badgasten traden steeds vaker aan in zwembroeken in plaats van de degelijke badpakken en langzamerhand verschenen er ook vrouwen en meisjes in een bikini. Van de verplichte douches bij de garderobes werd heel weinig gebruik gemaakt. Niemand werd er op gewezen dat douchen vóór het baden (aanvankelijk) verplicht was.

In 1950 werd de ingangspartij helemaal vernieuwd. De beide houten huisjes bij de inrit en de twee slagbomen er tussen verdwenen daarbij. De Soester Zwemvereniging De Duinkikkers werd in 1951 opgericht met het natuurbad als standplaats. Ze hadden ook een waterpoloteam. De leden zwommen en trainden vaak vroeg in de ochtend.

De struiken en bomen die in het begin werden aangeplant, waren in deze tijd flink ‘opgeschoten’. Dit gaf niet alleen een veel betere en meer intieme sfeer, maar deze bebossing ving ook veel wind op. 

Het restaurant werd na een grondige renovatie op 10 mei 1951 officieel heropend door burgemeester baron Bentinck. In deze tijd stond er vlakbij het ondiepe gedeelte een houten tentje van ongeveer 2×2 m waar ijsjes en snoep werden verkocht. De afstand naar de grotere kiosk was slechts ongeveer 30 meter.

Sommige scholen kregen eens in de week klassikaal zwemles. Daarvan maakte o.m. de Chr. Lagere School in Soesterberg gebruik in het voorjaar van 1952. Elke maandagochtend fietsten de meisjes en de jongens van de 5de en 6de klas onder de leiding van meester Sjouk Rijper gezamenlijk over het Soester Hoogt om een uur te oefenen o.l.v. de badmeester. Tegen de steiger (waar het bad ruim 2 m diep was) was een gedeelte van het water afgezet met stevig gaas en de bodem was daar ook mee verhoogd, zodat de leerlingen er konden staan. Binnen deze ruimte werden de zwemlessen gegeven. Elke zomer werden zwemdiploma’s uitgereikt aan degenen die aan de eisen voldeden. Er was een diploma A en een diploma B. Voor ‘B’ moesten de kandidaten als extra 50 m gekleed met schoenen en al zwemmen. Als schoolkinderen zwommen voor hun diploma, mochten hun ouders daarbij aanwezig zijn.                                         Aan veiligheid werd ook op een andere manier aandacht besteed. Soms werden er demonstraties gehouden in reddend zwemmen. Een keer liet men vanaf de steiger bij de grootste waterval een soort autocabine met iemand daarin in het diepe tot op de bodem zakken. Met behulp van een microfoon en luidsprekers werd door de presentator precies uitgelegd wat het ‘slachtoffer’ zou gaan doen om veilig boven te komen. Alles verliep precies volgens het boekje.

Begin jaren ’50 betaalde men 5 cent voor het stallen van een fiets. Daar maakten verreweg de meeste bezoekers gebruik van, want weinigen beschikten toen over een auto. Ook waren er nog maar nauwelijks bromfietsen. Een ‘fietsabonnement’ kostte f 2,50. Je moest dus 50 keer zwemmen om het abonnement terug te verdienen. Zo bekeken was een fietsabonnement eigenlijk voor bijna niemand voordelig. Toch was er een voordeel aan verbonden: de abonnementhouders konden namelijk tijd sparen. Zij hoefden niet in de dikwijls lange rij te wachten om een betaalstrookje met nummer aan hun stuur bevestigd te krijgen – en een controlenummer dat ze later moesten tonen. Ze mochten van ‘de baas’ gewoon doorfietsen. Aan het nadeel dat deze mensen met het rijwiel van een ander naar huis konden gaan werd geen aandacht geschonken. Er werden kennelijk geen fietsen op deze manier gestolen.

Soester Natuurbad abonnement

In deze tijd lagen er meestal een paar flink opgeblazen binnenbanden van een vrachtauto in het bad. Daar kon je heerlijk op ronddrijven. Vooral door jongelui werd dikwijls (sportief) gevochten om een plaatsje op zo’n band te bemachtigen.

Gemengd zwemmen was al vele jaren algemeen. Toch kon in het Soester Natuurbad nog tot ongeveer 1953 op gezette tijden gescheiden worden gezwommen. Op de dinsdagavonden vanaf 18 uur was het bad alleen toegankelijk voor dames en op de donderdagavonden vanaf 18 uur alleen voor heren. De dames hadden ook op zaterdag van 8 tot 10 uur in de ochtend het alleenrecht en de heren van 10 tot 12 uur. Dit heeft iets weg van discriminatie van het vrouwelijk zwempubliek. De mannen hadden immers het voordeel dat ze na 12 uur in het bad konden blijven, terwijl de dames om 10 uur de poort uit moesten, voordat ze ook op zatermiddag konden zwemmen.

Voor de Soesterbergers werd de fietstocht naar het natuurbad in juni 1953 langer. De Montgomeryweg over het vliegveld werd afgesloten en sindsdien moest men over de nieuw aangelegde Van Weerden Poelmanweg. Het adres van het natuurbad was na de oorlog Montgomeryweg 4 geworden. Nu werd het Van Weerden Poelmanweg 4. Links van het huisje waar de kassa’s waren ingericht werd een stenen huis gebouwd. Dit was vermoedelijk een dienstwoning. Begin jagen ’50 werd achter het huisje van de badmeester een pierebadje aangelegd van zo’n 20×15 meter.

‘s Winters werd soms op het ijs van het grote bassin geschaatst, maar meestal was het bad daarvoor niet officieel toegankelijk. Dan moesten de schaatsliefhebbers clandestien aan de slag. De reden voor het niet openstellen van het bad voor schaatsers was waarschijnlijk dat de gemeente geen verantwoordelijkheid wilde/kon nemen voor de veiligheid – met name als de dikte van het ijs niet voldoende was. In de jaren 1957-’58 raakte de betonnen wand vanaf de wateroppervlakte ongeveer een meter diep bekleed met een steeds dikker wordende laag donkergroene algen. Als gevolg daarvan werd de wand spiegelglad (mogelijk werden de algen gevoed door zonnebrandolie die de zwemmers ongewild in het water achterlieten). Al sinds het begin was langs het gehele diepere gedeelte van het bassin net boven het water een gegalvaniseerde buis gemonteerd. Met behulp daarvan was het vrij gemakkelijk uit het water op de kant te klimmen. Door de gladde laag algen werd dit steeds moeilijker. Misschien was dit de reden waarom op enkele plaatsen een metalen trapje werd aangebracht, maar voor de oorlog waren op sommige plekken ook al houten trapjes met één leuning waarmee de zwemmers het bad konden in- en uitstappen.

Vanuit het natuurbad gezien staken in de richting van Soest twee hoge fabrieksschoorstenen boven de bomen uit. De dichtstbij zijnde was van het pompstation van het waterleidingbedrijf en de andere van de Dalco fotografische industrie (voorheen Photax) aan de De Beaufortlaan. Een derde pijp, die van de Kat Emaillefabriek daarnaast was veel korter en vanuit het bad niet te zien.

Totale renovering wegens vervuiling

In 1959 was het water enorm vervuild. Dit kwam mede doordat de algen op de betonnen wanden in grote plakaten los raakten en op het water gingen drijven. Personeel werd ingezet om deze ‘vellen’ die soms wel bijna een meter in diameter waren, met schepnetjes op de vissen. Dit werd zelfs gedaan terwijl de badgasten zich in het water vermaakten. Er waren waarschijnlijk ook veel kinderen (en volwassenen?!) die niet de moeite namen naar de toiletten te lopen om hun blaas te ledigen, maar hun urine gemakshalve in het bassin loosden. Deze zomer had het water in het ondiepe gedeelte in ieder geval een bedenkelijk geelgroene kleur. Het reinigen van het badwater was langzamerhand ontaard in een gevecht tegen de bierkaai, zodat werd besloten dat het Soester Natuurbad grondig te vernieuwen. 

Het bad werd na het seizoen van 1959 gesloten en in de loop van 1960 totaal gerenoveerd. De vroegere garderobes verdwenen in hun geheel en dichter bij de bassins werden nieuwe gebouwd – geheel gebaseerd op zelfbediening. Het moderne, maar veel kleinere bad was vanaf eind mei 1961 weer toegankelijk voor zwemlustigen. De officiële heropening vond pas plaats op 11 mei 1962.  

Soester Natuurbad na de renovatie van 1960

Het nieuwe Soester Natuurbad had in plaats van één groot bassin vier veel kleinere bassins. Bij de solide 5 m hoge duiktoren was een vierkant diep bassin aangelegd. Een 50 m wedstrijdbad met een bescheiden stenen tribune in 3 etages sloot daarop aan. Daar tegenover stond een met glas beklede uitkijkpost voor de badopzieners. Hiernaast was een groter L-vormig ondiep bassin. Tussen het bad voor de duikers en de overdekte garderobes was nog een Z-vormig bad voor de kinderen en pootjebaders. Voor het restaurant, omgeven door het terras, was een ovaal vijveraandoend badje voor de allerkleinsten. Het duinzand dat eerder het hele bassin omsloot was vervangen door een grote grasmat. Tussen de bassins waren brede tegelpaden aangelegd. Alles wees er op dat aan hygiëne veel aandacht was besteed. Het huisje waar de kassa’s waren ingericht werd ook door een (kleiner) gebouwtje in moderne stijl vervangen. Later werd op het westelijk gedeelte van het terrein een midgetgolfbaan aangelegd.

De Duinkikkers waren verantwoordelijk voor de nationale zwemkampioenschappen in het Soester Natuurbad van 3 tot 5 augustus 1962 in het Soester Natuurbad. Deze wedstrijden golden tevens als de laatste selectie voor de Europese kampioenschappen in Leipzig.

Soester Natuurbad springtoren

Op 13 en 14 juni 1964 vonden in het Soester Natuurbad waterpolowedstrijden plaats voor de kring Midden-Nederland. Ook deze werden georganiseerd door De Duinkikkers.

In 1966 adverteerde de eigenaar van het restaurant met o.m.: Keuken iedere avond tot 1 uur geopend, iedere zaterdagavond dansen op levendige muziek. Een halve kip kostte f 3,50, een croquet f 0,60, een bal gehakt f 0,75. 

Sluiting

In de jaren ‘80 liep het aantal bezoekers zo drastisch terug, dat de kosten veel hoger werden dan de baten. De Gemeente Soest besloot om deze vermaarde attractie te laten verdwijnen en het terrein te verkopen. De laatste exploitant van het restaurant was G. Donker. Hij dreigde met een rechtszaak tegen de gemeente, toen bekend werd dat het hele gebied zou worden verkocht aan een projectontwikkelaar. Volgens zijn zeggen verloor hij al veel geld omdat al lang werd bekend gemaakt dat het bad zou worden gesloten.

In 1990 gingen de poorten voor goed dicht. De uiterst lage verkoopprijs wekte veel ergernis op – juist omdat de Gemeente Soest in die tijd zo goed als failliet was. Daarna werd hier Hotel Holiday Inn gebouwd, dat later Hilton Hotel werd. Achter dit complex zijn enige moderne flats gebouwd en tevens een golfbaan.

Noot 1. Ir. C. Sevenhuysen en M. Scheffer waren als ingezetenen van Soesterberg al in 1919 lid van de gemeenteraad. Sevenhuysen voor de Vrijzinnige Democratische Bond. Hij woonde op het terrein van de P.U.W.M. in een dienstwoning, met adres Banningstraat 1B (al in 1924 en minstens tot 1940). Hij was in de periode 1930 tot 1938 o.m. lid van de brandraad en in 1933 lid van de VVV Soesterbergsch Bloei.

Noot 2. Nooder was tevens heel druk met de organisatie van de HINTOS, die in augustus 1933 in Soesterberg werd gehouden. Deze slager zat ‘overal’ in. 

Noot 3. Nog op 28 juni 1933 (na de opening van het natuurbad) protesteerde het Soesterbergse raadslid G.J. Grootewal fel tegen het feit dat het woonwagenkamp zo dichtbij het bad lag, o.m. omdat meerdere van deze ‘kampers’ de bezoekers van het bad lastig vielen met hun koopwaar. Het lijkt er op dat het woonwagenkamp op dit moment nog niet was verplaatst, of misschien tijdelijk slechts een beetje was opgeschoven.

Noot 4. Ir. J. Eksteen was chemicus en bacterioloog en woonde in Bilthoven. Als lid van het stichtingbestuur had hij bemoeienis met het natuurbad vanaf de opening. In 1939 was hij directeur van het Soester Natuurbad. 

Dit bericht is geplaatst in Geen categorie. Bookmark de permalink.

Geef een reactie