opgericht december 1923
De brandweer in vroegere jaren
In het dorp fungeerde al in de negentiende eeuw een soort brandweer. Dit blijkt onder meer uit de notulen van 27 augustus 1878 toen besloten werd als beloning 17,40 gulden uit te betalen aan de leden van de brandweer na een brand bij H. Tammer op 7 augustus. Op diezelfde datum besloten B & W van Soest <de brandweer te Soesterberg te vergrooten met negen personen en daar toe te benoemen navolgenden: Laurens Hendriks, Anthonie van Dort, Hendrik Tammer Czn, Jan van Dijk, GG van den Berg (ook genaamd De Jong), G Stalenhoef, Cornelis Duist, Johannes Tammer Hzn en Hendricus Kaal, allen wonende te Soesterberg. De brandmeesters aldaar jaarlijks te verstrekken de som van zes gulden voor kleine uitgaven b.v. ververschingen bij brand of vergaderingen door hen te houden. (noot 1) De notulen van de Gemeente Soest van 18 maart 1895 vermelden: <Naar aanleiding van een schrijven van den kwartiermeester bij de brandweer te Soesterberg betreffende den brand bij Jan Mollevanger, aldaar wordt het bedrag der belooningen geregeld en vastgesteld tot een totaal bedrag van zes gulden en veertig cent, zegge f 6,40, welke som aan de manschappen der brandweer zal worden uitgekeerd.>
Gijsbert Pieter Damen (1852-1935) was in 1906 brandmeester. Hij was aannemer en woonde op wat toen meestal de Utrechtschestraatweg werd genoemd – tegenwoordig Banningstraat 7 (zie artikel over Meischke). In november 1906 werd het korps kennelijk op een betere leest geschoeid, want vanaf 13 november dat jaar werden diverse nieuwe leden benoemd. Bij uitrukkingen werd van een handkar of paard-en-wagen gebruik gemaakt.
DIK TOP
Geboren 21 januari 1940
Soesterberg
Auteur van o.a. de volgende boeken,
-SOESTERBERG VAN TOEN TOT NU
-EEN EEUW VLIEGKAMP EN DORP SOESTERBERG
-SOESTERBERG ONS DORP
In de notulen van 12 juni 1911 is dit te lezen: <De gemeenteraad besluit de brandspuit van Soesterberg te beproeven op maandag 19 juni.> Ook is er een bericht over het blussen van een brand bij Wijman (dit moet het latere Café Sport zijn geweest) op 28 februari 1916. Onder de namen van de brandweerlieden komen bekende Soesterbergse namen voor, zoals J. Smienk, H.J. Lensink (pijpleider), G.G. van den Berg (brandwacht), E.J. van Lint (brandwacht – eigenaar van Café De Zwaan, later ’t Zwaantje), G. Stalenhoef (brandwacht), J. Mensink jr (brandwacht), J. Lodder (alarmmaker – eigenaar van Café De Reizende Koopman, het latere Café ’t Centrum van Bertus de Bruin) en H. Tammer Czn (lichtdrager). Voor hun inzet bij deze brand kregen de mannen 40 cent per uur uitbetaald. Alleen de pijpleiders kregen 60 cent. Die hadden kennelijk een functie met meer verantwoordelijkheid.
In die tijd werden de slangen per fiets vervoerd en de rest ging met paard-en-wagen. Voor de materialen (de paardenkar, spuit, slangen, schoppen e.d.) beschikte men over een kleine loods die achter tegen de Openbare School op de hoek Rademakerstraat/Verlengde Schoolweg (nu Prof. Lorentzlaan) was gebouwd. Deze had eerst een puntdak, later een plat dak.
In 1921 fungeerde J.J. Putman van Huis ten Halve reeds als commandant (telefoon intercomm no. 1). In een brief van 7 juli deelde hij de burgemeester mee dat de Utrechtsche Waterleiding 3 brandkranen had geplaatst op de Kampstraat (later Kampweg).
In 1922 waren er al meer brandkranen in het dorp: Op de Rijksstraatweg drie, te weten één nabij de (openbare) school, één nabij Bloemheuvel en één bij Damen (ook nog één bij Nellysteijn) en op de Postweg twee. De Kampweg had er drie, aan het begin van de woningbouw, nabij de villa van Mulder en aan het einde van de woningbouw. Op de Oude Tempellaan was er één bij Villa Beatrix en een tweede bij Villa Endtz. Op de Soesterbergschestraat (heden Montgomeryweg) was een brandkraan bij Villa Nelli.
VRIJWILLIGE BRANDWEER
De brandweer zoals die nu nog bestaat werd officieel opgericht op 13 december 1923, met als commandant J.J. Putman. Secretaris werd C.J. van Dam en andere bestuursleden waren Pas, Posthumus, Scheffer, Sevenhuizen en De Wilde.
De brandslangen moesten nog altijd per fiets worden vervoerd en het overige materiaal op een handwagen. In augustus 1925 kon dankzij de Gemeente Soest een grotere handwagen worden gekocht. Nadat kolenhandelaar Simon van Leeuwen een Ford vrachtwagentje had aangeschaft, werd deze soms voor branden ingehuurd. In 1926 trad Putman om gezondheidsredenen af als commandant. Gedurende zeer korte tijd werd zijn plaats ingenomen door smid Folkert Posthumus, maar die bedankte reeds in december dat jaar als lid. Daarna nam slager Jaap Nooder de leiding over. Aannemer Albertus Mulder was ook lid. Hij zwaaide in juli 1927 af.
De eerste brandweerauto’s
In 1930 werd een oude manschappenwagen van de brandweer in Soest overgenomen, een zescilinder Studebaker bouwjaar 1919 met het nummer L-10811.
Volgens de notulen van 19 november 1930 gaven Jaap Nooder, J. de Goede en H. Pastunink (allen woonachtig op de Rademakerstraat) vergunning voor het leggen van een kabel t.b.v. het plaatsen van een sirene, die zou worden gemonteerd op het gymnastieklokaal. De sirene werd in 1931 gemonteerd, maar vermoedelijk op het dak van de brandweercentrale aan de Verlengde Schoolweg, het schuurtje dat achter tegen de Openbare school was gebouwd. Voorjaar 1931 werd een grote brand op de Leusderheide geblust. Begin jaren ‘30 had de brandweer een hulppost bij de Protestanten Bond op de Amersfoortschestraat.
Op 1 maart 1932 waren er twee gegadigden om Nooder op te volgen, schilder/behanger Soef Smits en bakker Antoon Tammer. Laatstgenoemde werd de nieuwe commandant. Nooder bleef lid en werd benoemd tot commandeur. Onder de leiding van Tammer werd in 1933 bij Hoogte 50 (Geniekamp) een brand bedwongen waarbij gevaar bestond dat het kruithuis aldaar in vlammen zou opgaan. Dit kon worden voorkomen.
Na een grondige technische controle van de Studebaker door G.J. Grootewal en C.J. Nefkens in november 1933, was hun conclusie dat er zoveel aan mankeerde – gescheurde versnellingsbak, twee versleten banden, ontbrekende claxon – dat de totale reparatiekosten uitkwamen op 305 gulden. Daarom werd besloten een betere manschappenwagen aan te schaffen.
Op woensdag 13 december 1933 werd in de zaal van Theehuis Soesterdal het 10-jarig bestaan (het tweede lustrum) gevierd. Aldaar zou door twee verschillende firma’s een motorspuit worden gedemonstreerd, maar dit kon wegens de vorst niet doorgaan. ’s Avonds werd het korps onder aanwezigheid van burgemeester G. de Keth en gemeenteraadslid Batenburg gehuldigd in de grote zaal van Huis ten Halve. Hier traden Tammer, Nooder, Smits, Pas en Van Dam op de voorgrond. De Soesterbergse muziekleraar G. Rooda speelde enige nummers op zijn viool. Op het toneel werd een ’Brandweerrevue’ opgevoerd. Deze werd op 21 december herhaald.
In januari 1933 verzocht secretaris en tevens gemeenteraadslid C.J. van Dam voor het preventieve brandwezen te Soesterberg een gratificatie van 100,- gulden uit te keren aan de commandant, zoals ook de commandant te Soest ontving.
Begin januari 1934 was er in de gemeenteraad een discussie over de kosten van onderhoud van brandblus- en reddingsmiddelen. De brandweer van Soest, met een bevolking van ongeveer 6 maal die van Soesterberg (13.000 tegen 2.000) besteedde 1000,- gulden. Dit was 10 keer zoveel als het bedrag dat hun collega’s in Soesterberg gebruikten. Van Dam verklaarde dat ze in Soesterberg gemakkelijk uitkwamen met 10 uur per week en na een uitrukking al na een half uur klaar waren. Daarom achtte hij 28 uur per week tegen 60 cent overdreven.
De nieuwe Chevrolet
De Soesterbergers kregen in 1934 de beschikking over een fonkelnieuwe manschappenwagen, een Chevrolet met een carrosserie van Trapman in Oudenrijn, en tevens een motorspuit die was gemonteerd op een aanhangwagen. Dit feit moest vanzelfsprekend op een passende wijze worden gevierd. Na de officiële overdracht op 26 juni ging een optocht van start bij de brandweercentrale op de Verlengde Schoolweg en deze bewoog zich met het muziekkorps Sint Jozef voorop door het dorp, onder meer over de Postweg.
(foto 1) Op het kermisterrein werd de motorspuit voor een groot publiek gedemonstreerd. Daarbij kwamen twee vliegtuigen van de L.V.A. laag over. Vervolgens werd de motorspuit in het Soester Natuurbad aan een proef onderworpen. Dit vooral om de zuiginstallatie te testen.
De Chevrolet kostte 1500 gulden (andere kandidaten waren een Fordson van 1365 gulden en een Fargo van 1600 gulden) en werd geleverd door de fa. Henri Nefkens in Amersfoort. De Chevrolet was een open manschappenwagen. Op de laadbak was aan beide kanten een bank gemonteerd, waarop 7-8 mannen naast elkaar konden zitten. De motorbrandspuit was gebouwd door Bikkers NV in Rotterdam en kostte 1600 gulden. Spoedig bleek dat deze motorspuit de onhebbelijkheid had om makkelijk en snel te starten tijdens demonstraties, maar bij werkelijke branden liet hij het meestal afweten, behalve als automonteur Van Marle aanwezig was. Hem lukte het meestal om het euvel te verhelpen.
Er was ook een luchtbeschermingsspuit met een capaciteit van 800 l/min en een zogenaamde babyspuit, die klein en dus goed wendbaar was. Het brandweerkorps telde in deze tijd 17 leden.
Verhuizing van de brandweergarage
Gedurende de winter 1934-‘35 werd een gedeelte van het gebouw met plat dak aan de Luitenant Koppenlaan voor enige maanden gehuurd van Doede Posthumus voor berging van de nieuwe brandweerauto. De huur bedroeg 15,- gulden per maand (noot 2). Als tegenprestatie werd de bestaande brandweergarage aan de Verlengde Schoolweg gratis aan Posthumus in bruikleen afgestaan. Volgens de notulen van de gemeente waren er in 1936 plannen om de gymnastiekzaal van de Openbare school te verbouwen tot brandweergarage. In plaats daarvan werd de garage aan de Luit. Koppenlaan in de loop van 1937 door de gemeente aangekocht, enigszins verbouwd en ingericht als permanente brandweergarage. In 1938 werd het derde lustrum van het korps gevierd. Dit gebeurde weer in Huis ten Halve.
In deze tijd toen nog heel weinig mensen een auto hadden, waren het waarschijnlijk alleen de mannen die beroepshalve met een auto reden een rijbewijs. Dit waren Van Marle, Spaan, Vos en de broers Adriaan en Gijs Tammer. Alleen zij mochten de brandweerauto besturen. Het was vooral Van Marle die optrad als chauffeur.
Door de jaren heen moest de Vrijwillige Brandweer dikwijls aantreden, vooral om bos- en heidebranden te lijf te gaan. Volgens bewaard gebleven rapporten werd er in 1934
zeventien keer uitgerukt (in juni en juli waren er veel bos- en heidebranden), in 1935 tien keer, in 1936 ook tien keer en in 1937 acht keer. (foto 2)
Oorlogsjaren – sirene verplaatst
Waarschijnlijk waren de Soesterbergse brandweerlieden tijdens de bezettingsjaren 1940-’45 drukker dan ooit tevoren. Een zeer heftige en dramatische dag was 18 april 1941 toen de Leusderhei in brand stond waar honderden Duitse mijnen en bommen waren opgeslagen. De Duitse brandweer op het vliegveld verleende soms assistentie, maar op 18 april namen ze voor wat betreft de heidebrand de hoofdrol op zich. De Nederlanders werden geweerd. Dit was in feite wel gunstig, want op de Amersfoortschestraat stonden meerder panden in brand, waaronder de Stichtsche Margarine Fabriek met rieten dak.
(foto 3) De Soesterbergers kregen assistentie van korpsen uit Amersfoort, Utrecht en Zwolle. Er verscheen zelfs een brandweerwagen uit Amsterdam. Zij konden weinig uitrichten omdat hun slangen niet pasten op de brandkranen in Soesterberg.
Waarschijnlijk kort na het uitbreken van de oorlog werd een effectieve sirene gemonteerd op het platte dak van de grote montageloods van de PUEM tussen ’t Zwaantje en bakker Toon Tammer – achter de woning op Banningstraat 108 (later Montgomeryweg 1). In het lokaal achter de bakkerij van Tammer daar vlak naast was de schakelaar voor de sirene. Bij brand werd hiermee een monotoon geloei gegeven. Bij luchtalarm ging de frequentie op en neer. Als de sirene daarna weer een monotoon geluid gaf, was dat het sein veilig. Antoon Tammer vierde op 1 september 1944 het feit dat hij 12,5 jaar in functie was geweest als commandant van de brandweer in Soesterberg.
Vooral in 1944 en begin 1945 was er dikwijls luchtalarm.
Na de bevrijding
Direct na de bevrijding op 5 mei werd de Chevrolet van de brandweer gebruikt om ‘Moffenmeiden’ op te halen. Ze werden opgesloten in het Wehrmachtsheim aan de Kampweg. (foto 4)
De brandweerauto werd ook ingezet voor allerlei andere klussen. Daarbij fungeerde Gerrit van der Weerd meestal als chauffeur. Jongens mochten dan vaak achter op de laadbak meerijden. Ze moesten zich goed aan de stand boven de zittingen vasthouden, want Gerrit schuwde hoge snelheden niet.
De eerste grote brand na de oorlog woedde in 1946 in het klooster Cenakel. Het gebouw kon worden gered. In deze tijd was het vooral taxihouder Gerard Spaan die als chauffeur optrad.
Ter gelegenheid van de viering van het 25-jarig bestaan in 1948 werd een grote demonstratie gehouden bij de door de Duitsers geteisterde villa Groot Sterrenberg. Het gebouw dat rijp was voor de sloop, werd in brand gestoken en geblust.
(foto 5) Daarna werd op de vijver er achter benzine gegoten, die na aangestoken te zijn ook vakkundig en snel werd geblust. (foto 6)
Op de Rademakerstraat werden meerder foto’s gemaakt van het jubilerende korps. (foto 7)
Op 11 december werd ‘s middags een receptie gehouden in ‘t Zwaantje. De viering van het zilveren jubileum werd in december in Huis ten Halve afgesloten met diverse feestelijkheden. Antoon Tammer was nog commandant en J.Th. Pas ondercommandant.
Opvolgers van de Chevrolet
Nadat in 1949 sprake was van de aanschaf van een Chevrolet Loadmaster 3-tonner met 65 pk motor en een jaar later van een GMC, werd uiteindelijk in 1950 bij het voertuigenpark (de ’Dump’) een Ford 3-tonner met 4-wiel aandrijving gekocht voor 2500 gulden. Na een verbouwing die 1000 gulden kostte, kon deze auto die zeer geschikt was voor bos-, heide-, en terreinbranden op 10 mei in ontvangst worden genomen. De groene militaire kleur bleef
gehandhaafd.
Tot in de jaren ’50 loeide de sirene elke zaterdag ’s ochtends om 12.00 uur ongeveer een minuut monotoon, om te controleren of hij nog werkte.
In oktober 1951 leverde de fa. Willgo in Amersfoort (die toen een filiaal had op Amersfoortsestraat 4 in het pand van T.W.C. Nout) een nieuwe Ford Thames met een V8-motor van 85 pk, voor 7950 gulden.
(foto 8) Deze moderne manschappenwagen had een ingebouwde brandspuit en een watertank met een capaciteit van 1660 liter/min. Het inbouwen van deze spuit werd gedaan door Kronenburg in Culemborg en kostte 17.950 gulden.
De Chevrolet van 1934 werd door Gemeentewerken in Soest overgenomen en gebruikt voor allerlei klusjes. Hij werd toen geel/crëme gespoten. In deze gedaante dook hij nog wel eens in Soesterberg op.
In 1953 werd het 30-jarig bestaan gevierd. Bij de kazerne aan de Luit. Koppenlaan was burgemeester Bentinck aanwezig om de mannnen te feliciteren. Er werden lintjes uitgedeeld aan onder anderen commandant Tammer en Pas. Een en ander werd gefotografeerd. (foto 9)
In mei 1956 werd een nieuwe hogedruk nevelspuit aangeschaft.
Een gemiste kans voor de Soesterbergse brandweermannen
Op Woensdag 4 juli 1956 was het hele bandweerkorps in Hedel (even ten noorden van ‘s Hertogenbosch) voor een demonstratie. De politie was hiervan op de hoogte gesteld. J.Th. Pas en zijn beide zoons Wim en Hans – alle drie lid van de brandweer – waren meegegaan. Juist tijdens hun afwezigheid vond er in de grote loodgieterswerkplaats van Pas achter zijn winkel op Rademakerstraat 27 een ontploffing plaats, waardoor er brand uitbrak. Een voorbijganger zag rook, hij kon een benzineblik in veiligheid brengen en waarschuwde de politie. Politieagent Gerrit van der Weerd belde dadelijk naar de brandweer in Soest, die snel ter plekke was om de brand te blussen. Maar de schade was tamelijk groot.
Modificaties aan de brandweerkazerne
De brandweerkazerne aan de Luit. Koppenlaan werd in 1958 uitgebreid. Op 15 december dat jaar, bij het 35-jarig bestaan, gaf Antoon Tammer na 26 jaar de leiding over aan Jan A. Luijf, de ‘onder-burgemeester’ van Soesterberg. (foto 10)
Intussen was het wagenpark in 1971 uitgebreid met een DAF, die een zescilinder motor van 138 pk had, 5 versnellingen en een watertank van 2000 liter.
Kort voor het 50-jarig bestaan, op 21 november 1973 kon na een grondige verbouwing de nieuwe brandweerkazerne in gebruik worden genomen. Er was onder meer een extra etage gebouwd. Op 30 mei had daartoe Luijf de ‘eerste steen’ gelegd. (foto 11)
C.A. (Rien) Tammer volgde op 12 januari 1977 Luijf op als commandant. Hij was al in 1955 op 18-jarige leeftijd bij de brandweer begonnen. In November 1973 werd hij brandmeester.
Net zoals zijn voorgangers was hijnog altijd onbezoldigd commandant. Vanaf 1 januari 1981 werd dit een betaalde gemeentelijke baan onder de titel preventie ambtenaar. In 1993 werd hij benoemd tot erelid. In januari 1994 gaf Tammer jr. het roer over aan René Moraal.
Melkboer en kolenhandelaar Herman Vos die in 1937 bij de brandweer was begonnen, was na 61 jaar nog lid in 1998 – maar niet meer in actieve dienst.
In 1988 was nog een nieuwe DAF FFV1800 aangeschaft. (foto 12)
Grote branden
Enkele grote branden waren die op Postweg 93 met rieten dak na een blikseminslag op 16 augustus 1961.
(foto 13)
De brand op de zolder van Kontakt der Kontinenten in mei 1968 waarbij negen brandweerauto’s in actie kwamen.
(foto 14) De brand die van de Circus Residentie ‘El Paradiso’ van Toni Boltini in de buurt van de Du Moulinkazerne op 15 oktober 1971 bijna niets over liet.
(foto 15) Het houten huis Van Weeren op Amersfoortsestraat 87 dat niet meer te redden was
(foto 16) evenals de woning van Eernst met rieten dak op Kampweg 12 op 6 augustus 1973.
(foto 17) De bijzaal van ’t Zwaantje op 3 juli 1985 en in het Dorpshuis op 1 januari 1977 (schade 20.000 gulden).
De zwaarste brand woedde in Huis ten Halve (Meubi Dick) in de nacht van 30 op 31 december 1980. (foto 19) Dit gebouw werd volledig in de as gelegd. Nomotta wol- en handwerken aan de Stemerdingweg brandde totaal uit in augustus 1998. Deze brand zou zijn aangestoken door een boze werknemer.
Een honneur aan de brandweer
C. Top schreef een gedicht over de brandweermannen van Soesterberg, geïllustreerd met tekeningen van een onbekende. Wijze: Jamboree.
We hoorden de sirene,
We nemen nu de benen,
Het is het sein van onze commandant.
Dat heeft weer te beteek’nen,
– Je kunt er vast op reek’nen –
Dat het in Soesterberg weer ergens brandt.
Een schoorsteenbrandje of een brand
In ’t bos of op de hei.
Al staat het hele dorp in brand,
Als kippen zij w’er bij.
Soesterberg, Soesterberg, o die brandweer heeft
Wel spirit in zijn merg.
Een hoezee! Een hoezee!
Komt wie zingt het met ons mee?
Wij grijpen onze jassen
Wij zijn nog niet gewassen,
De dagelijkse zorgen aan de kant.
We klimmen op de wagen,
Je hoeft niets meer te vragen,
We rijden als de weerlicht naar de brand.
Van Marle trapt op ’t gaspedaal:
“Toe mensen aan de kant!”
Een wagen vol met brandweerlui –
’t Staat morgen in de krant.
Soesterberg, Soesterberg, ………enz.
Wij rijden als bezeet’nen,
Wij zijn een stel verbeet’nen,
Wij gaan nu met zijn allen naar het front.
De vijand deed een aanval,
Wij zijn er ook – wij staan pal.
Hij krijgt nu vast geen been meer aan de grond.
Wij openen het offensief
En vallen moedig aan,
En brengen na een hete strijd
De vijand wel tot staan.
Soesterberg, Soesterberg, ………enz.
De vijand met zijn tongen
Is nu totaal bedwongen.
Het nawerk kost een enkele waterstraal.
Wat hier en daar gemorrel,
We nemen nu een borrel
En drinken op ’t succes van allemaal.
En als de wacht is uitgezet,
Dan klinkt het sein: Huistoe!
We gaan tevreden en voldaan
Weer allemaal naar Moe.
Soesterberg, Soesterberg, ………enz.
Vervolg
Met het voorgaande is het verhaal over de Soesterbergse brandweer vanzelfsprekend niet af. Hun activiteiten hebben sinds 1998 geenszins stil gestaan. Wie neemt de handschoen op om dit verhaal een vervolg te geven? Geheel ‘af’ zal het nooit worden.
Noot 1. H. Tammer Czn (geboren in 1861) woonde op Postweg 2. GG van den Berg (1854) woonde op Verlengde Tempellaan 2. Gijsb. Tammer Hzn (1889) kwam er bij in 1920 als lichtdrager. Hij woonde op Verlengde Schoolweg 22 en (later?) op Postweg 5. Lamb. Smienk (1891) werd in 1917 alarmmaker.
Noot 2 Het gebouwtje met plat dak was een van de eerste bouwwerken die verrezen aan het laantje met jonge bomen dat eind december 1928 de naam Luitenant Koppenlaan kreeg. B. D. Swanenburg was waarschijnlijk de man die het liet bouwen. Hij richtte er in 1930 een garagebedrijf in onder de naam ‘Service Garage’. In april vroeg hij vergunning voor het maken van uitwegen naar zijn bedrijf. Voor het plaatsen van een benzinepomp van Texaco kreeg hij op 28 mei 1930 vergunning (kadaster E. no 1661). Zelf woonde hij op Banningstraat 98 (het pittoreske huisje van rieten dak – dit had eerder nummer 42). Hij hield het niet lang vol. Hij werd in augustus 1932 failliet verklaard. In maart 1934 werd dit faillissement beëindigd. Toen woonde hij in Brugge (België). Maar in oktober 1934 verhuisde hij van Banningstraat 98 naar Amsterdam, en begin januari 1941 van Amersfoortschestraat 73 naar Utrecht!
L.D.M. Zwijns verhuisde in september 1931 van Numansdorp naar Banningstraat 98. Hij had in januari dat jaar het examen voor vaandrig afgelegd. Hij zette het bedrijf van Swanenburg in oktober 1932 voort onder de naam ‘Métal Garage’, Luitenant Koppenlaan 9, telefoon 64. Hij verhuurde ook luxe auto’s. Zijn activiteiten stopten kennelijk ook spoedig, want in december 1934 trad Doede Posthumus op als (onderhands) verhuurder van dit gebouw. Hij was de man van de consumptie-ijsfabriek ‘Het Beertje’ op Postweg 43 van ongeveer 1932 tot 1936.
Bronnen:
Brandrapporten Historische kranten
Notulen Gemeente Soest
Gesprekken met leden van het brandweerkorps