ZANDAFGRAVINGEN eensbeduidend met VUILNIS STORTPLAATSEN

Dik Top

GEBOREN 21 JANUARI 1940

SOESTERBERG

Dik Top

Auteur van o.a. de volgende boeken,

 -SOESTERBERG ONS DORP

 -SOESTERBERG VAN TOEN TOT NU

 -EEN EEUW VLIEGKAMP EN DORP SOESTERBERG 

mocht u aanvullingen of verbeteringen hebben voor dit artikel dan kunt u dat mailen naar info@oudsoesterberg.nl

ZANDAFGRAVINGEN eensbeduidend met VUILNIS STORTPLAATSEN

In deze tijd zullen de meesten van ons verwonderd zijn dat nog in de jaren ’90 (van de vorige eeuw) – en mogelijk zelfs nog daarna – in Soesterberg op grote schaal vuilnis werd gestort in het ene na het andere ‘zandgat’. Was de kuil bijna tot de rand gevuld, dan was de politiek «Zand er over» en dacht men «Weg is weg.» Nu hebben wij daar gelukkig een totaal andere mening over.

In en rond Soesterberg is op zoveel plaatsen zand gewonnen dat het niet eenvoudig is alles op een rij te zetten.

Soester Duinen (1)

Voor de aanleg van de spoorlijn Utrecht-Amersfoort werd in 1863 zand uit de Soester duinen gebruikt. In het Amersfoortsch Dagblad van 17 maart 1910 werd al een zandgat in Soesterberg genoemd, dat niet nader werd aangeduid. Dit i.v.m. een uitgebreide zoektocht naar [het lijk van] de vermiste Jan v.d. Wiel.

Hoogte 50

Op dit militaire terrein dat grensde tegen de Leusderheide waren vier zandafgravingen van ongeveer 50×40 m en zo’n 10 meter diep. Hier zal zeker zand zijn gewonnen t.b.v. de aanleg van het smalspoor van de genie dat daar eindigde/begon.

Tammer (1)

De eerste zandafgraving van betekenis (met als resultaat een ‘echt’ zandgat) in Soesterberg werd gedaan door Gijs Tammer, die samen met zijn jongere broer Adriaan begin jaren ’20 een zand- en grindhandel was begonnen. Dit bedrijf groeide uit tot de bekende firma Gebr. G&A Tammer – later Tammer B.V. De kuil ontstond ongeveer honderd meter voorbij de woning en schuur/garage van Gijs op Postweg 5 (vanaf ongeveer 1937 was zijn nummer 23), achter het perceel waar enige tijd later het platte gebouw van de ijsfabriek ‘t Beertje van Doede Posthumus verrees .                                                                                                        

Met behulp van een vrachtauto van Gijs en Adriaan werden de klanten bediend. De kuil werd snel groter en dieper. Voor de auto’s werden op de afrit ijzeren rijplaten gelegd. Dat er al in 1929 vuilnis in een gedeelte van het gat werd gestort, bewijst het bericht dat G. Tammer bij een aanbesteding in maart 1929 werd ‘gegund’ tegen een prijs van f 380,- per jaar tot aan 31 december ‘asch en vuil’ op te halen. Dit afval bleef zijn eigendom. Waar anders dan in zijn zandgat kon hij deze afval deponeren?                                                                                                       Als er voldoende sneeuw was, konden de kinderen uit de buurt soms even op de vrij steile afrit naar beneden sleeën, totdat er ten behoeve van de vrachtauto’s zand op werd gestrooid. Dit gebeurde nog enige tijd na de oorlog. Tot ongeveer 1973 werd geklaagd over de ratten in het zandgat van Tammer aan de Postweg. Voordat het terrein werd vereffend zal het gat dat nog restte zeker met vuilnis en puin zijn opgevuld.

Einde Postweg

Op luchtfoto’s die in 1944 werden gemaakt is duidelijk te zien dat er toen al zand werd afgegraven achter de vier huizenblokken van Tabernal, Postweg 59 t/m 93. De in/uitrit was aan de kant van het vliegveld. De eerste jaren na de oorlog werd hier waarschijnlijk geen zand meer gewonnen. Vanaf ongeveer 1960 werden er in de grotendeels begroeide uitgraving autowrakken van een sloper op de Dorresteinweg in Soest gedumpt. Officieel was deze ‘verhuizing’ tijdelijk en alleen bedoeld om de troep op te ruimen van clandestiene slopersbedrijven die moesten worden geliquideerd. Tegen deze activiteiten werd al in 1961 door de buurtbewoners fel geprotesteerd. Van gemeentewege werd beloofd dat hoge heggen zouden worden geplant om de rommel aan het oog te onttrekken. Dit gebeurde niet op een bevredigende manier. Door de mannen die de wrakken naar Soesterberg vervoerden werd zelfs beweerd dat er 400 tot 500 zouden worden aangevoerd (notulen Soest 27 september 1967). Voor de omwonenden was na zoveel jaar de maat vol. Zij wensten niet dat Soesterberg het ‘vuilnisvat’ van de Provincie Utrecht zou worden. Niet alleen wegens de roestende auto’s op zich, maar vooral omdat ratten en ander ongedierte zich in grote aantallen in deze wrakken nestelden. Tijdens een vuilnisbrand in het nabije zandgat van Tammer hadden honderden ratten moeten vluchten en nieuwe schuilplaatsen gevonden in o.m. de half verrotte kussens van de ca. 50 autowrakken. Op den duur werden ze verwijderd door onder anderen taxi-eigenaar Henk Pul die op nummer 47 woonde. In de kuil stond nog lange tijd het karkas van een ‘Lelijk Eendje’. Later werd er ook nog weer begonnen met het uitgraven van zand. Uiteindelijk werd het gat opgevuld (met vuilnis?) en werd het terrein netjes genivelleerd. 

Zandafgraving Postweg
Zandafgraving Postweg

Soester Hoogt

Op 7 augustus 1917 werd tussen de spoorwegen (NCS) en de Gemeente Soest een overeenkomst aangegaan waarbij de NCS het recht verkreeg om ongeveer 72.000 kubieke meter zand van het Soester Hoogt af te graven. Zoveel zand verdween er niet, onder meer omdat de NCS ook zand mocht winnen in de Biltsche Duinen. Het Soester Hoogt, ‘De Bult’ was een grote hindernis tussen Soest en Soesterberg. Vrijwel alle Soesterbergers die een bezoek in Soest moesten afleggen – meestal op het Gemeentehuis – deden dit lopend of per fiets. Pas vanaf 1927 reed er af en toe een bus. Om deze reden werd reeds in 1928 gesproken over de noodzaak van afgraving van De Bult. Vooral Soesterbergers vonden dat de smalle klinkerweg dieper ingegraven moest worden. Gemeenteraadslid Peter van den Bremer liep er erg warm voor en hij kreeg steun van zijn collega Gasille. De meningen waren sterk verdeeld, vooral omdat de kosten hoog waren. Een verlaging van 2 meter kwam op f 120.000, 4 meter zou f 160.000 gaan kosten en 7 meter f 190.000. De meeste debattanten vonden dat de moderne auto’s weinig moeite hadden om over ‘t Hoogt te komen. Voor wielrijders was de steile helling evenwel een belangrijk obstakel. Het Soesterbergse raadslid Jaap Nooder stelde een compromis voor. Hij wilde een smalle tunnel laten graven voor de fietsers en de voetgangers. De zaak sleepte zich lange tijd voort. De Soester wijdde er op 21 april 1934 weer een artikel aan. Twee dames in Soesterberg waren in het geweer gekomen, Gr. en C.M. Berg. Eerstgenoemde stelde o.m. voor: <….een actie te beginnen om de gansche Burgerij van Soest en Soesterberg op te wekken bij den Raad aan te dringen op algehele afgraving van den Bult van Soesterberg.> Zij klaagden er ook over dat f 47.000 belastinggeld was gebruikt voor verbetering van het in het jaar daarvoor geopende Soester Natuurbad. Uiteindelijk werd de weg over het Soester Hoogt in de loop van 1934 ingegraven. Het zand werd o.m. gebruikt voor spoorlijnen en spoorwegemplacementen. Daarna werd er een prachtige betonweg met een eigen fietspad ernaast aangelegd, ook van beton. Najaar 1934 was de nieuwe Banningstraat klaar voor gebruik. Hier was dus wel sprake van een omvangrijke zandafgraving, maar niet van een ‘zandgat’.

Soester duinen (2)

In de winter en het vroege voorjaar van 1940 werd door/voor Defensie – naar alle waarschijnlijkheid ten behoeve van de mobilisatie – opnieuw zand afgegraven in de duinen. Vanzelfsprekend lokte dit protesten uit. Deze werden afgewezen met de bewering dat de natuur zich zelf wel zou herstellen. Toch kwam aan dit graafwerk spoedig een einde. Misschien wel dankzij de Duitse inval.                                                                                                     

Doordat de gemeentelijke vuilnisophaaldienst tijdens de bezetting stagneerde, ontstonden op diverse plekken illegale vuilnisbeltjes. Dit was o.m. het geval achter de bomenrij langs de Kampweg, tussen het voetbalveld en het Wehrmachtsheim dat daar in 1941 werd gebouwd. Deze stortplek was tot enige jaren na de oorlog in trek.                                                                                                                  Vanaf september 1945 haalde de gemeentelijke vuilnisdienst weer iedere woensdag het huisvuil op. De politie zou ‘een extra oogje in het zeil houden’ om te voorkomen dat sommige burgers hun troep zouden blijven gooien langs wegen en op diverse terreinen. Het was toen nog niet verplicht een vuilnisbak te hebben. Zij die niet waren ingeschreven voor ophaal van huisvuil (en dus niet hoefden te betalen), slaagden er toch nog wel in om hun afval hier en daar illegaal weg te werken.

De Paltz (1) 

Tijdens de bezettingsjaren hadden de Duitsers veel zand nodig voor al hun bouwactiviteiten op de Fliergerhorst en in de omgeving. Toen werd waarschijnlijk op twee plaatsen tegelijk begonnen met graafwerk. De ene plek was langs de Banningstraat (later Montgomeryweg en sinds 1953 Van Weerden Poelmanweg), bij de bocht precies tegenover de ingang van De Paltz. De Soester Courant van 28 november 1947 berichtte dat ten nadele van de gemeente uit het zandgat aan de Veldmaarschalk Montgomeryweg 19 stalen rijplaten ter lengte van 3 m waren ontvreemd. Over het terrein van de Vlasakkers en de Stompert werd in de jaren ’50 veel met tanks gereden, en eveneens door deze kuil. Waarschijnlijk zorgden deze tanks ervoor dat de hellingen op den duur wegsleten en zo het gat langzamerhand wijder werd en tegelijkertijd ten dele werd opgevuld. De resten ervan verdwenen begin jaren ’60.

Zandafgraving de Paltz

Stompert

De tweede locatie waar in de Duitse tijd werd begonnen met het weggraven van zand, was op de zuidelijke helling bij het waterleidingreservoir op de Stompert. Men ging daar ter plekke evenwel niet de diepte in (foto 5). De kale helling die daar overbleef is vermoedelijk voor een groot deel door de natuur zelf hersteld. 

De Paltz (2)

Een ander zandgat ontstond in het dichte bos tussen het landgoed De Paltz en het Soester Natuurbad, waarschijnlijk direct na de oorlog. Dit had geen grote omvang. De vuilnisauto’s van de gemeente werden hier geleegd. Rond 1950 was het gat al vol en werd er grond over uitgespreid. Er werden weer bomen op geplant. Het is heden vermoedelijk onmogelijk deze plek terug te vinden, tenzij Gemeentewerken hiervan notities heeft gemaakt – iets wat toch zeker had moeten gebeuren. 

Gezichtslaan/Kerklaan

Aan het westelijke einde van de Kerklaan (vroeger ook wel Beukenlaan genoemd), in het verlengde van de nu totaal verdwenen Gezichtslaan, werd kort na de bevrijding begonnen met het winnen van zand op zeer grote schaal. Dit snel groeiende gat deed vervolgens jaren lang dienst als vuilnisstortplaats van de Gemeente Soest – en van de Gemeente Zeist – want dit was en is Zeister grondgebied. Terwijl aan de noordzijde ervan nog op grote schaal zand werd gewonnen, was deze afvaltroep reeds midden jaren ’50 uitgegroeid tot een enorme stinkende berg (foto 6). Door het broeiproces ontstonden er regelmatig brandjes, die de stank nog flink verergerden. Het Soesterbergse raadslid P.C. Pieren klaagde al in 1960 over de stank en het grote aantal ratten die deze vuilnis veroorzaakten en dat door de wind in de naburige straten veel papier werd verspreid. De Gemeente Zeist zelf was niet deelachtig aan het dumpen, maar de pachter die vergunning had zou er o.m. afval van de Amerikanen van Camp New Amsterdam storten en niet dadelijk zoals voorgeschreven alles met zand bedekken.                                                                                                                                  In 1962 waren er plannen om deze zandgraverij (‘ontgronding’) uit te breiden tot aan 35 meter van de Amersfoortseweg, dat wil zeggen nog voorbij de R.K. begraafplaats aan de Kerklaan en niet ver van de parkeerplaats van de R.K. Kerk. Waarschijnlijk vooral dankzij de felle kritiek van Pieren werd dit voorkomen. Het bedrijf dat de uitgravingen verrichtte was  J. van der Kroll.                                                                                                                  Omstreeks 1965 werd in dit gat – slechts ongeveer honderd meter van de Kerklaan – tevens etensafval gestort, waaronder in één klap 20 ton ‘doorgedraaide’ appels. Een andere keer voerden vrachtwagens grote balen met door machines tot snippers verwerkt papier aan. Iemand schreef: <Beter voer voor ratten bestaat er niet.> Een probleem was ook dat op feestdagen, zoals Goede Vrijdag, geen vuilnis werd opgehaald.Dan gooiden veel mensen hun vuilnis zelf op de diverse vuilnisbelten of ‘gewoon’ ergens in de natuur. In 1968 moest de Soesterbergse brandweer vier keer uitrukken voor de dikwijls onaangename en hardnekkige afvalbranden.                                                                                                                                    Op den duur kwam er een einde aan deze onverantwoorde situatie nabij de Kerklaan. Wat er met de enorme hoeveelheden gedeponeerd vuil werd gedaan is niet duidelijk. Maar nu liggen hier als gevolg van het uitgebreide graafwerk op een verlaagd niveau de sportvelden en de skihelling en staan er sinds kort woningen.

Kerklaan zandafgraving
Kerklaan Skibaan Otto Zoetelief

Sportweg westzijde

De meest verwonderlijke vuilnisstortplaats ontstond begin jaren ’50 op het heideveldje (dus niet eens in een kuil!) aan het einde en links van de vroegere Sportweg – nota bene nauwelijks meer dan honderd meter van de Amersfoortsestraat en de Montgomeryweg. Met andere woorden, vrijwel in het centrum van het dorp! Weliswaar werd daar geen stinkend vuil (etensresten) gedeponeerd, maar de troep die waarschijnlijk o.m. van de kazernes afkomstig was, werd door de wind en scharrelaars over een groot deel van de hei verspreid. Rond 1959 was het hoogste punt van deze berg in de uiterste hoek van het terrein tot meer dan twee meter gestegen. Gebeurde dit met goedkeuring van de gemeente? Hoe en wanneer deze rommel werd verwijderd is niet duidelijk.

Sportweg oostzijde – Lensink

Aan de andere kant, dichter bij de Amersfoortsestraat tussen de Sportweg en de Verlengde Tempellaan had metselaar Joh. B. Lensink al voor de oorlog een bedrijf waar hij betonnen putten, rioolbuizen e.d. maakte. Hij startte dit bedrijf waarschijnlijk samen met zijn broer Henk J Lensink, die vroeg overleed. Het zand dat voor de werkzaamheden nodig was werd ter plekke gewonnen. Zo ontstond daar een zandgat van tamelijk bescheiden omvang. In de notulen van 30 augustus 1939 werd genoteerd dat de vergunning voor dit graafwerk werd verleend onder de voorwaarde dat Lensink niet diep ging graven. Het bedrijf van Lensink werd door vier junioren voortgezet – Jan, Kees, Piet en Henk (waarschijnlijk zoons van zowel Johan als van Henk). Al kort na de oorlog werd door particulieren in dit gat aan de oostkant vuilnis werd gestort. 

Sportweg oostzijde – Tammer 2

Ook al in 1939 begonnen de broers Gijs en Adriaan Tammer op vrijwel dezelfde locatie zand te winnen – vooral voor productie van grind. Vermoedelijk gebeurde dit enige tientallen meters ten oosten van het gat van Lesink. Er werd zo steil gegraven dat gevaar bestond om door instortend zand te worden bedolven. De wethouders De Bruijn en Gasille waren van mening dat op deze manier met mensenlevens werd gespeeld. Bovendien werd het natuurschoon aangetast. Een ander bezwaar was dat plannen bestonden voor de bouw van huizen aan de Verlengde Tempellaan en deze weg tot 16 meter verbreed zou worden. Raadslid Nooder nam de bezwaren kennelijk niet zo serieus. Hij opperde dat het grind van zo hoge kwaliteit was dat het kon concurreren met riviergrind. Vermoedelijk was het in het oostelijk deel van deze ‘uitholling’ dat kort na de oorlog (mogelijk al eerder) door particulieren vuilnis werd gestort. Dit terrein was eigendom van de R.K. parochie. In juli 1952 kregen G&A Tammer een tijdelijke toestemming om hier weer zand te winnen. Er werd evenwel lange tijd op grote schaal gegraven. De vrachtauto’s reden af en aan over de onverharde Verlengde Tempellaan. De vergunning werd steeds opnieuw verlengd.                                                                                                                              Ook hier werd vanzelfsprekend lange tijd vuilnis gestort – misschien wel in eerste instantie de grote berg rotzooi die toen lag aan de westkant van de Sportweg. De omwonenden werden lange tijd geplaagd door stank, kakkerlakken en ratten. Bij oostenwind werd de stank zelfs hinderlijk voor het personeel op de vliegbasis. Toch werd dit probleem mede veroorzaakt van militaire zijde, want de Amerikanen deponeerden ook afval in dit gat. Dit gebeurde via een daarvoor aangelegd weggetje vanaf de vliegbasis en een hek in de afrastering dat kon worden geopend. Het was o.a. raadslid Pieren die ook i.v.m. deze alvalstortplaats al in 1962 diverse keren protesteerde tegen het vuilnisbeleid van de gemeente.                                                                                                                                      Omdat dit gat op slechts zo’n twintig meter lag van het hek langs het vliegveld en dicht bij de rolbaan, was dit een populaire plek voor vliegtuigspotters. Ondanks de borden VERBODEN TE FOTOGRAFEREN werden hier tal van foto’s van vliegtuigen gemaakt. Tijdens een brandje rond 1965 krioelde het hier zo van de ratten, dat sommigen het onverantwoord achtten om er zonder laarzen en andere beschermende kleding te lopen.

In de winter 1968/1969 besloten enige spotters wegens de kou een vuurtje te stoken met brandbaar materiaal uit de kuil. Ze gooiden er ook wat oude autobanden op die weldra flinke zwarte rook veroorzaakten. De brandweer van de vliegbasis liet niet lang op zich wachten en maakte met een dikke laag schuim een einde aan deze brand. Nog lange tijd ontstonden er brandjes in dit gat, waar het diep in de vuilnishoop altijd broeide. C. Verheus, die in 1971 een inspectie uitvoerde voor de gemeente bij de vuilnisbelt aan de Sportweg, karakteriseerde het terrein als een ‘Vesuvius in miniatuur’, met rookpluimpjes die overal opstegen en met een ondraaglijke stank.

Sportweg oostzijde – De Goede

Aan de zuidkant van het gat van Lensink, achter de woningen aan de straat had aannemer Th.H. de Goede met zijn zoons Ben en Louis ook een grote zandgraverij. Hiermee werd waarschijnlijk na de oorlog een begin gemaakt. Hun kantoor en een paar grote loodsen stonden daar vlak bij. De vrachtauto’s reden af en aan tussen de huizen van Van der Toom en De Kuijer naar de Amersfoortsestraat. Op een luchtfoto van 1954 is te zien dat in die tijd drie zandafgravingen achter elkaar lagen (foto 9). Vooraan de grootste, van de gebr. De Goede. Daar achter die van Lensink, die grotendeels was gevuld met materialen. Achteraan vermoedelijk die van Tammer, met aansluiting op de vliegbasis.

Alle graafwerkzaamheden tussen de Sportweg en de Verlengde Tempellaan werden beëindigd als gevolg van de aanleg van de N 237 in 1971.

Kampweg

Aan het einde van de Kampweg rechts, even voorbij het Zwarte Weggetje (weer op grond van de Gemeente Zeist), werd vanaf ongeveer 1955 ook op grote schaal zand gewonnen (foto 10). In de zomer van 1966 klaagden vooral Pieren en Elbertse in de gemeenteraadsvergaderingen over de zwaar met zand beladen vrachtauto’s (tot 8 ton) die veelvuldig over de Kampweg reden en het wegdek vernielden, en tevens de bermen omdat de auto’s dikwijls moesten uitwijken en daarbij diepe sporen achterlieten. Ook in deze kuil werd weldra met vuilstorten begonnen. In een deel ervan stond water. Daar werd soms door de jeugd van Soesterberg op geschaatst. In oktober 1967 werden er enige menselijke beenderen gevonden. Op welke manier de resten van dit gat en de ‘troep’ er in later verdwenen is niet bekend. Mogelijk gewoon ‘opgeslokt’ door de afgravingen voor de A28. Het was waarschijnlijk deze enorme kuil die o.m. in de notulen van Soest van 1967 het ‘Zandgat van Cirkel’ (fa. Hendrik Cirkel) werd genoemd.   

                                                                                                                                                                           

Einde van de Kampweg, zandgat van Cirkel

Bassin voor rioolwaterzuivering

Een nieuwe afgraving (zij het niet diep) vond in 1957-’58 plaats even ten westen van het fietspad naar Austerlitz (de Oude Postweg), waar het zogenaamde Kruithuisje eerder had gestaan, dus op Zeister grondgebied. Eerst werd een toegangsweg aangelegd, parallel aan de Oude Postweg. Daarbij werd nog gebruik gemaakt van een echte ouderwetse stoomwals (foto 11). Vervolgens werden uitgravingen gedaan om bassins te creëren voor de rioolwaterzuiverings installatie. Deze fungeerde gedurende twintig jaar. Daarna werd alles verwijderd, op de twee dienstwoningen na. Een met jonge bomen en met gras en onkruid begroeide verdieping en betonnen palen met prikkeldraad van het gedeeltelijk verwijderde hek zijn als een visitekaartje van menselijk ingrijpen in de natuur achtergebleven.

Tammer (3)

In 1966 en 1967 werd in de notulen van Soest een nieuw aan te maken zandgraverij genoemd, maar geen locatie vermeld. Waarschijnlijk ging het hier om het terrein achter Amersfoortsestraat 51A, even voorbij de Van Weerden Poelmanweg – aan de rand van de Vlasakkers. Het duurde enige tijd tot het provinciale bestuur het verzoek van B&W goedkeurde. Vanaf 1971 ging op dit terrein van 6 hectare Tammer B.V. (zoons van Gijs en Adriaan) afgravingen verrichten. Deze enorme kuil werd ook weer een vuilnisstortplaats, maar niet voor stinkende vuilnis; alleen voor puin, bouw- en sloopafval. Toch: hier werden na de dagelijkse werkzaamheden soms ‘s avonds (na een telefoontje naar de man die de sleutel van het hek had) ‘pakjes’ van het ziekenhuis De Lichtenberg afgeleverd. Het is niet moeilijk om te raden wat de inhoud van deze speciale en ‘geheime’ zendingen was! De berg steeg uiteindelijk boven het maaiveld uit. De stortplaats werd in 1995 gesloten. Het jaar daarop werd er een zgn. bovenafdichtingsconstructie op aangebracht. Daarmee is dit terrein nu weer natuur geworden – een nieuwe soester ‘berg’. Maar ‘NATUUR’ in de juiste zin van het woord?

Milieubescherming onbekend begrip

Jaren lang werd het leefklimaat in Soesterberg niet alleen aangetast door stank en rattenoverlast, maar er was ook meerdere keren sprake van een kakkerlakkenplaag. Ook werden veel meeuwen door de stinkende vuilnishopen aangetrokken. In de notulen van Soest van 1969 (pag. 6) staat dit: <Soesterberg is omringd door vuilnisstortplaatsen. In vrijwel al deze zandgaten wordt vuilnis gestort.> Volgens de notulen van 1976 was er vooruitgang geboekt. Van februari tot aan oktober was er namelijk 833 m3 minder grof vuil gestort (vermoedelijk in de gezamenlijke zandgaten). Een stap vooruit?

De opinie van de meeste gemeenteraadsleden in Soest was toen ter tijd dat van vuilnis, als die maar werd weggewerkt onder de grond, niemand last zou ondervinden. De ervaring heeft echter geleerd dat bij alle door aarde overdekte vuilnisbelten (met etens- en andere organische resten) door het verdergaande rottingsproces grote hoeveelheden methaangas vrijkomen die naar de oppervlakte stijgen en voor het milieu zeer schadelijk zijn. Tevens wordt het grondwater er door aangetast. De heer Visser wilde in 1985 het storten van vuilnis in Soesterberg handhaven. Uit de notulen van 1991 blijkt dat er zelfs toen nog aldoor vuilnis in Soesterberg werd gedeponeerd…..

De Paltz (3)

In de jaren ’70 werd een groot stuk van het bos tussen De Paltz en de Vliegbasis afgegraven. Het was waarschijnlijk weer de fa. J. van der Kroll die hier actief was. Hier werd voor zover bekend geen vuilnis gestort. Later is dit gebied weer voor een gedeelte met bomen beplant. Dit terrein ligt daardoor nu zo’n 10-15 meter lager dan voorheen. Een klein ‘soesterdal’.

Soester duinen (3)

Waarschijnlijk enige jaren later werd op grote schaal zand gewonnen over een groot stuk natuur aan de noordzijde van de spoorlijn Soestduinen-Amersfoort, ongeveer een kilometer ten oosten van de Korte Duinen. Ook dit terrein is aan de natuur teruggegeven en er groeien al weer hoge bomen.

Vervolgens was het bosterrein tussen dezelfde spoorlijn en het Heezerspoor OZ aan de beurt. Het daar ontstane dal, gedeeltelijk onder de hoogspanningskabels, is nog tamelijk kaal.

Beukbergen

Het terrein achter de villa Beukbergen van baron Henri Sloet van Oldruitenborg aan de Amersfoortseweg (Gemeente Zeist) werd vanaf eind jaren ‘40 afgegraven met een diepte van ca. 6 m. Het zand werd gebruikt voor de bouw van huizen en de aanleg van wegen in de regio Utrecht. Dit proces ging onverminderd door nadat Defensie de villa Beukbergen in 1950 kocht en werd pas ruim tien jaar later afgesloten. Vanaf 1963 nam de Heidemij de herinrichting ter hand, met het aanplanten van een groot aantal naaldbomen. Het lagere gebied van ongeveer 6 ha. waarin ook het vroegere Woonwagenpark Beukbergen is opgenomen, loopt helemaal vanaf de in 2015 nieuw aangelegde asfaltweg tegenover de R.K. Kerk, achter de villa Beukbergen langs tot aan het verlengde van het ecoduct bij Huis ter Heide.

Zeister Bos

Ten zuidwesten van het Boshijgerslaantje werd begin jaren ’50 ook een groot stuk afgegraven. Hier ontstond op den duur een vijver waarin soms door de jeugd werd gezwommen. Het lagere terrein werd voor een deel weer met bomen beplant. De vijver werd langzamehand kleiner, maar is er nog altijd.

Niet meer «Soesterberg» maar «Soesterdal»

In maart 1969 was er in de gemeenteraad een discussie over de aanleg van sportvelden aan de westkant van het dorp. Daarbij werd ook gedebatteerd over de ‘ontgrondingen’ (zandafgravingen) die op grote schaal hadden plaatsgevonden en nog altijd doorgingen. Raadslid Storimans vond dat Soesterberg door al dit graafwerk totaal onleefbaar was geworden. Hij overwoog daarom de naam Soesterberg te veranderen in «Soesterdal». Hij wilde dit echter niet doorzetten omdat hij wel besefte dat onder anderen B&W hiermee niet zouden instemmen. Hij stelde wel voor om eens een luchtfoto van het dorp te maken. De heer De Bruin merkte op: «Dan krijg je een maanfoto.» De heer Verheus vond de naamsverandering een goed idee.                                                                                                                               De ‘Soester Berg’ is door al deze ingrepen van de moderne mens zo iets als een met vuilnis gevulde gatenkaas geworden.

Zijn we nu en voor de toekomst verlost van dit onverantwoorde kortzichtige gedoe in de natuur die ons nog rest?

Dik Top

Dit bericht is geplaatst in Geen categorie. Bookmark de permalink.

Eén reactie op ZANDAFGRAVINGEN eensbeduidend met VUILNIS STORTPLAATSEN

  1. Jacques van Houtert schreef:

    Ongelooflijk. Ik ben in dit dorp ogegroeid.

Geef een reactie